Principes van Bijbeluitleg

(Download Principes voor Bijbeluitleg ook als pdf).

Auteur: Willem Pluym

Inhoudsopgave

0. Probleemstelling
1. De Eeuwige kan alleen door openbaring gekend worden
2. De Tora is eeuwig
3. De Hebreeuwse begrippen
4. De Grondtekst
5. Twee of drie getuigen
6. De Pardes
7. De regels van Hillel
8. Voorbeelden
9. Nawoord

Probleemstelling

Hoe moet je de Bijbel uitleggen? En wat betekent dat voor ons begrip van God, Jezus en de heilige Geest? Dat zijn de vragen die hier aan de orde komen. Uitgangspunt voor het beantwoorden van deze twee vragen is dat wij gaan denken vanuit de situatie van de Bijbelschrijvers. Wij proberen ons te verplaatsen in hun tijd en hun cultuur en beseffen dat zij de Bijbel voor een specifiek publiek geschreven is.

Dit betekent dat wij ons moeten losmaken van de Bijbeluitleg van de kerkvaders en de dogma’s die uit hun denken zijn voortgekomen en die vandaag voor veel serieuze christenen nog steeds leidend zijn. Hiervoor is moed nodig. Want je moet je oude vertrouwde denkwereld loslaten. Je moet familie en vrienden loslaten. Hun wereld vaarwel zeggen en op reis gaan naar een land dat je niet kent. Je moet net zoals Abraham op reis gaan naar het land dat God jou wijst. Een land overvloeiende van melk en honing.

Om te komen tot een goede Bijbeluitleg, definieer ik een aantal principes. Met een principe bedoel ik een uitgangspunt waaraan geldige Bijbeluitleg moet voldoen. De basisgedachte is dat de Bijbel logisch en correct moet worden uitgelegd. In veel leerstellingen van de kerk zitten irrationele redeneringen, waardoor de moderne mens op achterstand staat om het woord van God aan te nemen. Dat is heel jammer, want de Bijbel is een prachtig geestelijk én hoog rationeel boek. De principes vormen dan ook sleutels om de Bijbel te begrijpen.

De vragen die hier centraal staan zijn: Wie is Jezus? Hoe is de relatie tussen God en Jezus? Wat moet men zich voorstellen bij de heilige Geest? De kerkelijke dogmatiek geeft antwoorden op deze vragen in de leer van de drie-eenheid. Deze stelt dat God de Vader, Jezus de Zoon van God en de heilige Geest alle drie God zijn. Zij zijn drie goddelijke personen en tegelijkertijd ook één wezen. Deze drie goddelijke personen zijn allen zonder begin of einde, zijn allen almachtig en alwetend en onderling is er geen hiërarchie tussen hen. Maar de vraag is of dit wel de goede antwoorden zijn.

Deze leer van de drie-eenheid doet iedere vorm van logisch denken grof geweld aan. De moderne zelfstandig denkende mens die de Bijbel onderzoekt, trekt conclusies zoals:

  • Jezus is God, maar ook de zoon van God; Jezus is door God de Vader verwekt, maar hij heeft toch geen begin;
  • Jezus heeft dezelfde God als de mens, toch is hij tegelijkertijd ook die God;
  • Jezus is de door God gezondene en is ook zelf de God die hem gezonden heeft;
  • Jezus is de knecht van God en zelf ook God. God is dan zijn eigen knecht;
  • De heilige Geest is God, maar er staat in de hemel geen troon voor hem en wel voor God de Vader en voor Jezus. Waar is de heilige Geest dan?
  • Hoe kan één wezen uit drie personen bestaan? Dit is toch eerder iets voor de Griekse mythologie dan voor een serieus te nemen boek als de Bijbel?

Als mensen hierover vragen stellen, dan luidt het meest gehoorde antwoord van christelijke leiders: “God is een mysterie. Ons denken is te beperkt, wij kunnen er met ons verstand niet bij.” Isaac Newton, één van de allergrootste geleerden die de mensheid heeft voortgebracht en een gedreven Bijbelonderzoeker, kwam met een heel ander antwoord: De leer van de drie-eenheid is onzin en moet worden verworpen. Zijn aanbeveling was: geloof niet in een leer die niet strikt logisch is.

De principes voor Bijbeluitleg zijn eenvoudige en heel logische uitgangspunten. Bij iedere principe, er zijn er zeven, ga ik na of de leer van de drie-eenheid eraan voldoet. Wij zullen zien dat geen enkel aspect van de leer van de drie-eenheid standhoudt. Ze bezwijken onder de kracht van deze principes. Maar er ontstaat wel een beter en grootser beeld van onze God JHWH en Jezus de Messias.

Leeswijzer

In de hoofdstukken 1 tot en met 7 behandel ik de principes:

  1. De Eeuwige en de hemelse dingen kunnen alleen door openbaring gekend worden;
  2. Een uitleg van een Bijbeltekst kan nooit ingaan tegen de Tora;
  3. Het Oude en Nieuwe Testament gebruiken één consistent stelsel van begrippen. Dit is het Hebreeuwse begrippenstelsel;
  4. Een juiste Bijbeluitleg kan alleen gebaseerd zijn op de oorspronkelijke grondtekst en een vertaling op basis van Hebreeuwse interpretatie;
  5. Een Bijbeltekst is alleen waar als die door andere Bijbelteksten wordt bevestigd;
  6. Door de methode van de Pardes wordt de samenhang en de diepere betekenis van Bijbelteksten vastgesteld;
  7. Trek waar mogelijk altijd conclusies overeenkomstig de regels van Hillel en de Hekkesh. Dit zijn regels die in de tijd van Jezus en de apostelen al bestonden en door hen veelvuldig werden gebruikt.

Bij ieder principe geef ik aan wat de betekenis ervan is voor Bijbels denken over God, Jezus en de heilige Geest en waar dit principe in conflict komt met de leer van de drie-eenheid.
In hoofdstuk 8 behandel ik een paar Bijbelteksten met de methode van de Pardes. Doel is om aan te geven hoe je op een typisch Hebreeuwse manier de Bijbel moet uitleggen. Het is een manier van denken die de Bijbelschrijvers tot in de puntjes beheersten en waarbij aan alle zeven principes altijd werd voldaan, maar waarvan de kerkvaders geen flauw benul hadden.

De aangehaalde Bijbelteksten zijn afkomstig van de Herziene Statenvertaling, tenzij anders vermeld. Deze teksten worden altijd ongewijzigd weergeven, ook als ze duidelijk foutief zijn. Zo wordt de eigennaam van God, JHWH, hier steeds foutief weergegeven met HEERE. Als de eigennaam van God verder in deze studie wordt gebruikt, staat er altijd JHWH of de Eeuwige. Als er naar onze God JHWH wordt verwezen, dan worden altijd hoofdletters gebruikt. Als er dus Hij of Hem staat, heeft dit altijd betrekking op JHWH. Dit betekent dat verwijzingen naar Jezus nooit met hoofdletters worden geschreven. Dit ondanks het feit dat hij ons vrijmaakt van zonde, onze leidsman en voleinder van ons geloof is.

In veel vertalingen en ook in de Herziene Statenvertaling wordt de “Heilige Geest” met hoofdletters geschreven omdat de heilige Geest beschouwd wordt als eigennaam van één van de drie personen van de godheid binnen het traditionele Christendom. Wij menen dat Geest betrekking op JHWH heeft en wordt daarom met een hoofdletter geschreven. Heilige is gewoon een bijvoeglijk naamwoord en wordt nooit met een hoofdletter geschreven. Hier dus ook niet. Bij een aanhaling van een Bijbeltekst wordt de letterlijke tekst weergegeven dus met Heilige Geest in hoofdletters.

1. De Eeuwige kan alleen door openbaring gekend worden

1.1 Beschrijving Principe 1

De Bijbel is geen handleiding maar een bibliotheek waarin de boeken zijn opgenomen die betrouwbare mensen hebben geschreven over hun relatie met God. Gedreven door de heilige Geest geven Bijbelschrijvers weer hoe God zich aan hen heeft geopenbaard. In talloze teksten staat dat Hij ver boven ons verstand is verheven. Wij kunnen er met onze redeneringen niet bij en ons alleen maar met diepe eerbied verwonderen en Hem lof zingen. In psalm 139 bijvoorbeeld, wordt de grootheid en glorie van de Eeuwige beschreven:

Een psalm van David, voor de koorleider.

HEERE, U doorgrondt en kent mij.
Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten.
U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd.
Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles.
U sluit mij in van achter en van voren, U legt Uw hand op mij.
Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij.
Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten?
Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
Nam ik vleugels van de dageraad, woonde ik aan het einde van de zee, ook daar zou Uw hand mij leiden en Uw rechterhand mij vasthouden.
Zei ik: Ja, duisternis zal mij opslokken! – dan is de nacht een licht om mij heen.
Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister, maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.

Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven.
Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken,
mijn ziel weet dat zeer goed.
Mijn beenderen waren voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben
en geborduurd werd in de laagste plaatsen van de aarde.
Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien, en zij alle werden in Uw boek beschreven,
de dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond.
Daarom, hoe kostbaar zijn mij Uw gedachten, o God, hoe machtig groot is hun aantal.
Zou ik ze tellen? Zij zijn talrijker dan korrels zand; ontwaak ik, dan ben ik nog bij U.

Het eerste principe luidt daarom:

Principe1:
De Eeuwige en de hemelse dingen kunnen alleen door openbaring gekend worden; deze openbaringen zijn consistent.

In de Tora, door de profeten en de geschriften, en door Jezus en de apostelen worden de Eeuwige en ook de hemelse dingen aan ons geopenbaard. Geen mens is in staat noch met zijn analytisch vermogen noch zijn waarnemingsvermogen of zijn creativiteit hier iets zinnigs over te zeggen, tenzij het geopenbaard wordt door de Eeuwige.

De openbaringen van de Eeuwige zijn consistent. Dat wil zeggen: ze komen altijd met elkaar overeen; ze zijn nooit met elkaar in strijd. Ook nu nog geeft de Eeuwige soms aan bepaalde mensen een openbaring. Echter dergelijke openbaringen mogen nooit in strijd zijn met de openbaringen zoals die in de Bijbel staan.

Alle openbaringen zijn bedoeld om als mens te leven naar de wil van de Eeuwige, Hem te kennen en Hem te dienen. Nogmaals: wat niet geopenbaard is kan ook niet door redeneringen worden ontsluierd. Ook is de Bijbel geen handleiding waaruit alleen door ingewijden een geheime code te ontraadselen zou zijn die nieuwe, tot dan toe verborgen openbaringen, aan het licht brengt.

De volgende zaken zijn veelvuldig en heel helder geopenbaard over JHWH onze God en Jezus de Messias:

  • JHWH is God. Hij alleen. Buiten Hem is er geen God;
  • JHWH is de altijd Aanwezige, die was, er is en er altijd zal zijn. Hij is de Enige die onsterfelijk is;
  • JHWH heeft de hemel en de aarde en al wat daarin is gemaakt, Hij alleen;
  • Jezus is mens, man, zoon van God, Messias (Christus), knecht, gezondene (apostel), profeet, leraar, onze leider en koning;
  • Jezus is een mens zoals u en ik, behalve dat hij niet heeft gezondigd. Ook hij moest weerstand bieden aan verleidingen, ook hij moest gehoorzaamheid leren (Hebreeën 5:8);
  • Jezus was door JHWH vol gemaakt met Zijn geest en kracht;
  • Zonder JHWH kan Jezus niets doen:
    • JHWH heeft Hem laten zien wat Hij moet spreken en doen (Johannes 5:19, Johannes 12:50);
    • JHWH heeft Hem kennis en alle macht gegeven (Mattheüs 28:18, Openbaring 1:1);
    • JHWH heeft Hem uit de dood opgewekt (Handelingen 13: 20);
    • JHWH heeft Jezus tot Messias en Heer gemaakt (Handelingen 2:36);
  • Paulus geeft aan wat de hiërarchische verhoudingen zijn tussen JHWH, Jezus en mensen: JHWH staat helemaal bovenaan, dan Jezus, vervolgens de man en daarna de vrouw (1 Korintiërs 11:3);
  • Jezus is door de heilige Geest verwekt bij Maria;
  • Jezus is geopenbaard in de laatste tijden (1Petrus 1:20, Hebreeën 9:26);
  • De grootheid van Jezus is niet dat hij gelijk is aan JHWH maar dat hij niet zondigde en stipt deed wat JHWH hem opdroeg en daarom heeft JHWH Jezus verhoogd (Filippenzen 2:9).

1.2 Grieks denken: Niet de openbaring maar de redenering is leidend

1.2.1 Het komen tot een theologisch leersysteem

De Griekse logische manier van redeneren heeft geleid tot een Christelijk leersysteem met dogma’s. Omdat belangrijke christelijke dogma’s niet steunen op openbaring van de Eeuwige, maar op redeneringen, is het ernstig de vraag of deze dogma’s in lijn zijn met de bedoelingen van de Bijbelschrijvers. Dit temeer daar deze redeneringen leiden tot uitkomsten die vaak in strijd zijn met wat de Eeuwige heeft geopenbaard. Uitgangspunten van het Griekse denken bij de uitleg van de Bijbel zijn:

  • De Bijbel is het woord van God en is dus waar. Dat wil zeggen: de volledige tekst, iedere zin en ieder woord is het geïnspireerde woord van God;
  • Door het toepassen van de regels van de logica kunnen twee of meerdere woorden, zinnen en Schriftgedeelten met elkaar worden verbonden;
  • Zo kunnen nieuw inzichten ontstaan die naar Griekse opvatting ook waar zijn. Immers, de logica is waar, de Bijbelteksten zijn waar, dus de logische gevolgtrekkingen zijn waar.

Deze gevolgtrekkingen worden daarom door de meeste christenen opgevat als Bijbelse waarheden ook al zijn die niet direct gebaseerd op openbaring of zelfs in strijd met directe Bijbelse openbaring. Op deze manier is er een theologisch leersysteem gebouwd met strakke dogma’s zoals:

  • De leer van de drie-eenheid. God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest zijn drie afzonderlijke personen, maar zijn toch één wezen;
  • De leer van de onsterfelijke ziel. De mens bestaat uit een sterfelijk lichaam met een onsterfelijke ziel. Die onsterfelijke ziel gaat na de dood van het lichaam naar de hemel of de hel;
  • De leer dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen; zoals de Hebreeuwse jongens door de besnijdenis deel krijgen aan het verbond dat God met Abraham sloot, zo krijgen de baby’s door de waterdoop deel aan het Nieuwe Verbond;
  • De leer van de uitverkiezing zegt dat de mens geen vrije wil heeft. De gevolgtrekking is dat God een mens moet bekeren, want hem zou de vrije wil ontbreken om dat zelf te doen.

Tegenover ieder dogma kunnen andere redeneringen worden gezet die leiden tot dogma’s die haaks staan op de eerdere. Veel van dergelijke dogma zijn steeds in strijd met de directe openbaringen van God in de Bijbel. Opmerkelijk is dat heel veel christenen aan de redenering een hogere waarde toekennen dan aan de directe openbaring van God in de Bijbel. De redenering krijgt eeuwigheidswaarde en de hiermee in strijd zijnde openbaringen worden genegeerd. De enkeling die zich aan de Goddelijke openbaring vast klampt, wordt als een ketter verworpen door de brede stroom van de christenheid.

In dit hoofdstuk ga ik vooral in op misleidende redeneringen die betrekking hebben op God, Jezus en de heilige Geest.

1.2.2 Voorbeelden van foute redeneringen

In deze paragraaf geef ik voorbeelden van openbaringen en van redeneringen die hiermee in strijd zijn.

Voorbeeld 1
Petrus (1Petrus 1:20) en de schrijver van de Hebreeënbrief (Hebreeën 9:26) melden dat de Messias aan het einde der tijden is geopenbaard. Met “einde der tijden” wordt bedoeld de tijd dat de discipelen met Jezus optrokken en de tijd daarna. Daarvoor was hij niet geopenbaard. Toch heeft kerkvader Athanasius een redenering ontwikkeld waaruit hij concludeert dat Jezus wel geopenbaard was. In zijn redenering maakt hij drie stappen:

  1. Met het scheppen van de wereld is ook de tijd ontstaan;
  2. De wereld en dus ook de tijd zijn door de Zoon geschapen;
  3. Dus de Zoon staat buiten de tijd en is net als de Vader eeuwig.

De moeilijkheid van deze redenering zit in de eerste en de tweede gedachtestap. Is het inderdaad zo dat buiten de wereld of het universum dat wij kennen, geen tijd kan bestaan? Is stap 1 wel juist?
Stap 2 is zeker niet waar. De openbaring is dat JHWH de hemel en de aarde heeft gemaakt. Op vele plaatsen in de Bijbel komt dit naar voren zoals in: Gen. 1:1, Exodus 20:11, 2 Kon. 19:15, 2 Kron. 2:12, Ps. 102:26, Ps. 115:15, Jes. 37:16, Jes. 45:12, Marc. 13:19, Han. 4:24, Han. 14:25, en Hebr. 1:10. Er is slechts één tekst, Kol. 1:16, die de oppervlakkig lezer op de gedachte kan brengen dat Jezus de hemel en de aarde heeft geschapen. Stap 2 van de redenering is dus niet correct.

Stap 3, de conclusie, is nu om twee redenen niet waar:

  1. Omdat de Bijbel duidelijk openbaart dat alleen JHWH eeuwig is in de zin van zonder einde of begin, de Bestaande, de Ene die er altijd was, is en zal zijn.
  2. Omdat stap 2 van de redenering van Athanasius niet juist is, is de hele redenering niet juist.

Voorbeeld 2

Hoewel Jezus in de Tenach niet is geopenbaard zien veel uitleggers toch Jezus de Messias verschijnen in diverse Bijbelteksten. Jezus is immers eeuwig, zo wordt er geredeneerd. Dus was hij er ook in de tijd van het Oude Testament. De zoektocht naar Jezus in het Oude Testament leidt dan tot de volgende foute uitspraken, die niet steunen op openbaring maar vooral op fantasie:

  • De engel des Heeren in het OT is Jezus;
  • De woordvoerder van de drie mannen die bij Abraham op bezoek komen en de geboorte van Izaäk en de ondergang van Sodom en Gomorra aankondigden is Jezus (Genesis 18);
  • De hemelse strijder die aan Jozua verschijnt voor hij ten strijde trekt tegen Jericho is Jezus (Jozua 5:13-15);
  • De wijsheid in Spreuken 8 is Jezus. Maar in de tijd van Salomo werden de wijsheid en de dwaasheid als twee vrouwen voorgesteld. In Spreuken 7:4 wordt de wijsheid als een vrouw geïntroduceerd en in Spreuken 9:13 komt vrouwe dwaasheid tevoorschijn.

Voorbeeld 3

Op grond van een redenering wordt Jezus beschouwd als de incarnatie van JHWH. Dit is nergens in de Bijbel geopenbaard. De foute redenering gaat als volgt:

  1. JHWH is God, Hij alleen en niemand anders (Deuteronomium 4:35);
  2. Thomas noemt Jezus “Mijn Heere en mijn God!” (Johannes 20:28);
  3. Omdat er maar één God is en Thomas Jezus met God aanspreekt, kan Jezus niemand anders zijn dan JHWH zelf.

Deze redenering is op het eerste gezicht strikt logisch. Johannes 20:28 vormt dan ook een belangrijke bewijstekst voor de leer van de drie-eenheid. Toch is de redenering ongeldig omdat in de Tenach ook mensen en engelen worden aangeduid met de term god. Het begrip God in stap 1 is niet hetzelfde als het begrip god in stap 2. Het begrip god in stap 2 heeft betrekking op mensen en engelen die namens JHWH in Zijn macht en autoriteit optreden. Voorbeelden hiervan zijn Mozes, rechters, zonen van God, engelen en Jezus de Messias (zie paragraaf 3.2.4).
De context van de uitspraak van Thomas in Johannes 20:28 leert ons dat Jezus als bovennatuurlijk wezen na zijn opwekking plotseling verschijnt aan zijn discipelen in een afgesloten ruimte. Het is dan logisch dat Thomas Jezus met god, in het Hebreeuws met elohim, aanduidt net zoals mensen in de Tenach dat doen als zij een verschijning van een engel meemaken.

Deze foutieve redenering, dat Jezus een verschijningsvorm van God is, heeft binnen de Christenheid geleid tot nieuwe conclusies zoals: Maria is de moeder van God, God zelf hing aan het kruis en de Joden hebben God vermoord. De redenering dat Jezus een verschijningsvorm van God is, kan daarom beschouwd worden als een hoeksteen van het antisemitisme.

1.3. De leer van de drie-eenheid

De leer van de drie-eenheid

De kerkvaders hebben in de tweede, derde en vierde eeuw na Chr. een theologisch leersysteem ontwikkeld over God, Jezus en de heilige Geest: de leer van de drie-eenheid. Onveranderd staat dit leersysteem nu nog steeds centraal in bijna alle christelijke denominaties.

Deze leer houdt in: God, Jezus en de heilige Geest zijn één goddelijk wezen. Dat wezen heeft drie verschillende verschijningsvormen, drie personen: God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest. Deze drie personen kennen onderling geen hiërarchie, zijn alle drie almachtig en alwetend en hun bestaan kent geen begin of einde. Deze leer is aan het einde van de tweede eeuw ontstaan en uiteindelijk op de concilies van Nicea en Constantinopel in 325 en 381 na Chr. door de Roomse kerk aangenomen.

In het onderstaande figuur is een schema van de leer van de drie-eenheid zoals die op internet circuleert, afgebeeld.

Figuur 1: Schema van de leer van de drie-eenheid

De vraag die hier moet worden gesteld is: Waarom staat deze leer niet expliciet in de Bijbel? Het antwoord is duidelijk. De Bijbel openbaart niet dat Jezus de incarnatie is van God de Vader. Vele Bijbelteksten geven aan dat Jezus niet almachtig, alwetend en hiërarchisch gelijk is aan de Vader. Bovendien wordt Jezus steeds nauwkeurig onderscheiden van de Vader. En de heilige Geest wordt op één tekst na altijd beschouwd als de geest van God die op aarde en in een mensenleven werkt en bovennatuurlijk dingen tot stand brengt. Indien de leer van de drie-eenheid waar zou zijn, dan zou deze leer expliciet in de Bijbel zijn verwoord. Nu steunt de leer van de drie-eenheid op foutieve redeneringen en niet op openbaring.

Uitgangspunten van deze redeneringen zijn:

  • Er is één God;
  • God de Vader is God;
  • Jezus is God en is ook de Zoon van God;
  • De Vader en de Zoon zijn aparte entiteiten, maar toch vormen zij samen met de heilige Geest één God.

Deze uitgangspunten spreken elkaar op het eerste gezicht tegen. Immers hoe kan er één God zijn als zowel de Vader, Jezus de Zoon en de heilige Geest alle drie God zijn terwijl er toch maar één God is? Om dit probleem op te lossen hebben de kerkvaders de filosofie van Plato gebruikt. Plato maakt onderscheid tussen het gebrekkige aardse en het hogere perfecte. Op aarde is niets perfect, maar in die abstracte hogere sfeer is alles perfect. Met het introduceren van deze abstracte hogere werkelijkheid was het mogelijk ook nieuwe abstracte begrippen te introduceren over God en de hemelse dingen:

  • God is één wezen, perfect: zonder begin of einde, volmaakt, almachtig en alwetend;
  • De Vader, de Zoon en de heilige Geest moeten wel één wezen zijn, want er is maar één God. Als God perfect is, moeten dus alle drie de entiteiten die tot het Goddelijk wezen behoren – de Vader, de Zoon en de heilige Geest – ook perfect zijn. Dat wil zeggen zonder begin of einde, volmaakt, almachtig en alwetend. Alle drie moeten van dezelfde substantie zijn. Als dat niet zo zou zijn zouden zij niet één wezen zijn;
  • De aparte entiteiten worden personen genoemd, apart van elkaar te onderscheiden personen met elk aparte goddelijke taken. Als Jezus en de Vader communiceren, doen Zij dit als personen; van persoon tot persoon;

Nu rest alleen nog de taak om de drie abstracte begrippen uit de hogere sfeer: het goddelijk wezen, de goddelijke persoon en de goddelijke substantie te definiëren.

Ook in de volgende hoofdstukken zullen wij zien hoe deze leer in strijd is met de Bijbelse openbaring. Maar voor de Grieks geaarde mens is dit blijkbaar geen bezwaar, want de openbaring is bij hem ondergeschikt aan de redenering.

 

2. De Tora is eeuwig

2.1 Beschrijving principe 2

De hoogste vorm van openbaring in het Oude Testament is de Tora. Deze is de bron om de Eeuwige te leren kennen. In de Tora heeft de Eeuwige zich primair geopenbaard. De Tora moet worden beschouwd als de onderwijzing van God aan het volk Israël. Het doel van de Tora is dat de mens zal leven zoals de Eeuwige het wil. Dan zal het de mens wel gaan. God heeft dus de Tora gegeven ten behoeve van het welzijn van de mens. Het regelt alle aspecten van het leven. De Tora naleven betekent dat de mens leeft in harmonie met God, zichzelf , zijn familie, andere mensen en de natuur..

Centraal staat in de Tora het verbond dat de Eeuwige op de berg Sinaï sloot met het volk Israël. Dit is een eeuwig verbond. Bij een verbond horen ook leefregels, een wet. De Tora kan daarom ook beschouwd worden als een wettekst, een wettekst geschreven door Mozes in opdracht van God. In de Bijbel is het woord Tora bijna altijd vertaald met wet terwijl onderwijzing wel een betere vertaling zou zijn.

De ultieme samenvatting van deze wet staat in Lucas 10:27: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Een uitgebreidere samenvatting van de wet zijn de tien woorden in Exodus 20:1-20. Een nog uitgebreidere samenvatting is het Bijbelboek Deuteronomium. Mozes zegt dat deze wet gemakkelijk te houden is en dat geen ander volk op aarde zulke goede wetten heeft.

De Bijbel moet volgens de theologie nomologisch benaderd worden. De nomologische benadering houdt in dat de interpretatie van een Bijbeltekst moet voldoen aan de bovenliggende, overkoepelende tekst, de Tora. Ook de Profeten, de Geschriften en het Nieuwe Testament voldoen aan deze eis. Verder is de Tora eeuwig geldig. Tal van Bijbelteksten vermelden van afzonderlijke verordeningen dat ze eeuwig zijn. Maar ook over het verbond van de Sinaï als geheel zijn veel teksten die aangeven dat dit verbond en de daarbij behorende wetgeving eeuwig is. Ik noem een aantal teksten.

Genesis 17:7

 Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.

Deuteronomium 12:28

Let erop dat u aan al deze woorden die ik u gebied, gehoor geeft, opdat het u en uw kinderen na u goed gaat tot in eeuwigheid, als u doet wat goed en juist is in de ogen van de HEERE, uw God.

Deuteronomium 29:29

De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid, om al de woorden van deze wet te doen.

Richteren 2:1

En een Engel van de HEERE ging van Gilgal naar Bochim en zei: Ik heb u uit Egypte geleid en u in het land gebracht dat Ik aan uw vaderen gezworen heb. En Ik heb gezegd: Ik zal Mijn verbond met u niet verbreken, voor eeuwig.

1 Kronieken 16:15

Denk aan Zijn verbond voor eeuwig, aan de belofte die Hij gedaan heeft, tot in duizend generaties,

Psalm 119:160

Vanaf het begin is Uw woord waarachtig, al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig.

Jesaja 24:5

Want het land is ontheiligd door zijn inwoners: zij overtreden de wetten, zij veranderen elke verordening, zij verbreken het eeuwige verbond.

Iedere uitleg van een Bijbeltekst zal dus altijd in overeenstemming moeten zijn met de Tora.

Principe 2

Een uitleg van een Bijbeltekst kan nooit ingaan tegen de Tora.

Wij kunnen daarom alleen het Nieuwe Testament pas echt begrijpen, als wij het Oude Testament goed begrijpen. Trouwens alle verbonden die de Eeuwige met mensen sluit, zijn eeuwig.

De consequenties van de “eeuwige Tora” zijn heel verstrekkend. De volgende conclusies moeten wij nu trekken.

  • De leer van Jezus en de apostelen waren volledig in lijn met de Tora;
  • Het Nieuwe Verbond doet het Oude Verbond niet teniet, maar bouwt op het Oude Verbond voort. In het Nieuwe Verbond wordt het Oude Verbond met de Tora verder uitgewerkt;
  • Ook de gelovigen in Jezus uit de heidenen zijn onderworpen aan de Tora.

Naast deze conclusies is er nog een laatste, maar voor de uitleg van de Bijbel wel een heel belangrijke conclusie, namelijk dat de begrippen van de Tora over bijvoorbeeld: God, zonden, vergeving, verzoening, dood, opstanding, ziel en geest ook in het Nieuwe Testament geldig blijven. In hoofdstuk 4 werk ik dit verder uit.

2.2 Jezus en de apostelen

Jezus heeft opnieuw de Eeuwige geopenbaard. Deze openbaring is volledig in lijn met de Tora. Jezus is dan ook de levende Tora, het levende woord van God. Jezus heeft zich ook strikt aan het uitgangspunt gehouden: leven en onderwijzen binnen de kaders van de Tora. Jezus bouwt voort op de Tora. De apostelen waren navolgers van Jezus de Messias. Hij was hun voorbeeld en hem volgden zij na. Hun schrijven is altijd ondergeschikt aan wat door Jezus is geopenbaard en daarmee ook ondergeschikt aan de Tora. De apostelen kunnen dus nooit iets hebben beweerd dat tegen de openbaring van Jezus en dus de Tora ingaat. Ook ten opzichte van het Nieuwe Testament heeft de Tora dus een nomologische, dat betekent wetgevende, positie.

De volgende Bijbelteksten bevestigen de bovenstaande conclusies.

Mattheüs 5:18 en 19

Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen.

Lukas 16:17

En het is gemakkelijker dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat één tittel van de wet wegvalt.

Johannes 10:35

….. en aangezien de Schrift niet gebroken kan worden,….

Handelingen 21:20

En toen zij dat gehoord hadden, prezen zij de Heere en zeiden tegen hem: U ziet, broeder, hoeveel duizenden Joden er zijn die geloven; en zij zijn allemaal ijveraars voor de wet.

Handelingen 25:8

Hij verdedigde zich en zei: Ik heb niet tegen de wet van de Joden, niet tegen de tempel, en ook niet tegen de keizer enige zonde bedreven.

Romeinen 2:13

Niet de hoorders van de wet zijn immers rechtvaardig voor God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden.

Romeinen 3:31

Doen wij dan door het geloof de wet teniet? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet.

2.3 De Tora is ook voor de volgelingen van Jezus uit de heidenen

Paulus is op dit punt heel duidelijk. De volgelingen van Jezus uit de heidenen zijn geënt op de edele olijf, dat is Israël en heeft daardoor deel gekregen aan de verbonden. Teksten:

Romeinen 11:17
Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom,

Efeziërs 2:11-14
Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken,

De conclusies uit deze teksten zijn:

  • Er is geen onderscheid meer tussen Joden en heidenen die Jezus volgen;
  • Net zoals Jezus en de apostelen geworteld zijn in de Tora, zijn ook de gelovigen uit de heidenen geworteld in de Tora;
  • Ook hebben zowel Joden als heidenen die Jezus volgen deel aan de heilige Geest;
  • Als de gelovige uit de heidenen deel hebben gekregen aan de verbonden, dan ook aan de wetgeving die bij deze verbonden hoort. Dus het verbond met Abraham, het verbond van de Sinaï, met onlosmakelijk daaraan verbonden de Tora en het Nieuwe Verbond met de uitleg van Jezus van de Tora gelden ook voor de gelovigen uit de heidenen.

Het is een heel groot voorrecht deel te hebben aan de verbonden. Het staat garant voor een harmonieus leven met God, met jezelf, je naaste en je omgeving.

2.4 Misvattingen over de Tora

Door foutieve Bijbeluitleg heeft het begrip Tora en wet bij christenen een heel negatieve klank gekregen. De wet of Tora wordt zelden opgevat als de onderwijzing van de Eeuwige. Dat is jammer. De foutieve Bijbeluitleg is zelfs zo ver gegaan dat algemeen in christelijke kringen wordt beweerd dat de Tora is opgeheven, niet meer geldt. Hieronder volgen de belangrijkste van deze foutieve redeneringen. Veel misvattingen over de Tora vinden hun oorsprong in het niet goed begrijpen van de theologie van Paulus.

2.4.1 Christus is het einddoel van de wet

Romeinen 10:4 wordt vaak aangehaald als argument dat de wet voor christenen als afgedaan moet worden beschouwd, en niet meer van toepassing is. Deze foutieve uitleg wordt in de hand gewerkt door sommige vertalingen die zeggen dat Jezus het einde van de wet is. Er staat:

Romeinen 10:4

Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.

De uitleg van deze tekst is juist dat heel de wet verwijst naar Jezus en op hem betrekking heeft. Met Jezus is de wet compleet gemaakt. Deze tekst steunt op Mattheüs 5:17 waar staat “Jezus heeft de wet vervuld” Juist vertaald betekent dat: Jezus heeft de wet vol gemaakt, aangevuld, volledig gemaakt, volledig nageleefd en ook Jezus heeft ervoor gezorgd dat de wet overvloedig aanwezig is.

2.4.2 De wet is de schaduw en Christus is de werkelijkheid

In Kolossenzen schrijft Paulus dat zaken van de wet zoals de spijswetten, de feesten, de sjabbatten en de nieuwe maan, zaken die typerend zijn voor de wet, een schaduw zijn van Christus. Veel uitleggers vatten deze tekst op als: de wet heeft afgedaan want het gaat nu om Christus. Zij zien schaduw en werkelijkheid als zaken die tegenover elkaar staan. Dit is een foutieve uitleg.

Kolossenzen 2:16 en 17

Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus.

Natuurlijk horen schaduw en het lichaam dat de schaduw veroorzaakt onafscheidelijk bij elkaar. Paulus schrijft hier aan een gemeente van Joden en heidenen waarbij de Joden heidenen veroordelen omdat zij zich niet houden aan de vele verplichtingen, gewoonten en gedragingen die bij de feesten en de spijswetten horen. Hierdoor lijdt het lichaam van Christus schade. Het wordt heel moeilijk, als er over en weer binnen een gemeente verwijten worden gemaakt, om de werken die Jezus deed ook te doen en zo zijn lichaam te zijn. Dat is hier aan de hand. Wij moeten bedenken dat het Paulus niet gaat om het ontwikkelen van een leersysteem maar om het ontwikkelen van de halacha, dat zijn de dagelijkse leefregels, voor de nieuwe gelovigen in Jezus uit de Joden en de heidenen.

2.4.3 Gerechtvaardigd door geloof

Een misvatting is dat genade tegenover de wet wordt gesteld. De algemene leer over dit onderwerp is dat in het Oude Verbond men door het houden van de wet gerechtvaardigd werd. Echter dit lukt niet. Men zondigt toch nog wel eens. In het Nieuwe Verbond biedt God door Jezus genade aan en behoeven mensen zich dus niet meer om de wet te bekommeren.

De Bijbelse leer is echter: als je gerechtvaardigd bent door het geloof en je hebt een relatie met de Eeuwige, dan zal je de wet moeten houden om die relatie te bestendigen. Genade en wet staan dus niet tegen over elkaar, maar vullen elkaar aan.

Dit zien wij ook bij het volk Israël: eerst wordt het volk gered van de slavernij van Egypte en daarna ontvangt het de wet van de Sinaï. Ook in een Christenleven zien wij deze volgorde: eerst word je door geloof en bekering verlost en daarna ga je een nieuw leven leiden. Vernieuwing van denken staat dan centraal. Dat houdt in: gaan denken en handelen volgens de normen van de Eeuwige. En deze normen zijn in de Tora neergelegd en door Jezus juist geïnterpreteerd. Ook in de Bijbelse feesten van Leviticus 23 zien wij deze volgorde: eerst Pesach, dat is het feest van genade, de bevrijding van de slavernij. Dan het feest van de ongezuurde broden dat ziet op het wegdoen van het zuurdesem van boosheid en slechtheid, de levensheiliging. Daarna komt het Pinksterfeest. De Eeuwige schenkt iemand de heilige Geest en schrijft daarmee Zijn wet in het hart.

2.4.4 Het apostelconvent

Bij het apostelconvent in Handelingen 15 komt de vraag aan de orde of de bekeerden uit de heidenen zich moesten laten besnijden en zich aan de wet van Mozes houden zoals een groep bekeerde farizeeën leerde. De gebruikelijke uitleg is dat de volgelingen van Jezus uit de heidenen zich alleen behoeven te houden aan: “van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed”.

De strikte consequentie van deze uitleg is dat de volgelingen van Jezus uit de heidenen zich ook niet behoeven te houden aan de door Jezus uitgelegde Tora zoals wij die tegenkomen in de Bergrede (Mattheüs 5-7). Goede Bijbeluitleg laat zien dat het hier gaat om pas bekeerden. Hen wordt opgelegd om direct met ernstige zonden te stoppen die binnen het Romeinse Rijk wijdverbreid waren. Bekeerden uit de heidenen bezochten in die tijd nog gewoon de synagoge en daarom wordt er gezegd dat de bekeerden uit de heidenen daar verder in de Tora onderwezen zouden worden. Het is ook een misvatting dat het hier om verordeningen van het Noachitisch verbond zou gaan.

2.4.5 Wetticisme

Op de achtergrond van de discussie van het apostelconvent speelt het volgende mee. Om zo goed mogelijk aan de wet van de Sinaï te voldoen hebben de schriftgeleerden en met name de farizeeën uit de school van Sjammai regels opgesteld hoe deze wetten geïnterpreteerd en uitgevoerd moesten worden. Van deze zeer gedetailleerde uitwerking van de wet, de jurisdictie, zei Jezus dat het de mens tot last is en de apostelen zeiden dat die wetten moeilijk zijn uit te voeren. Als de Bijbel het over de wet heeft die heilig is, gaat het over de Tora en niet over de jurisdictie van de schriftgeleerden en farizeeën. Mozes zegt van de Tora dat ze gemakkelijk is uit te voeren en dat geen volk zo’n goede wet heeft, als het volk Israël.

Wetticisme is het willen dienen van de Eeuwige door te voldoen aan regels en verordeningen die door mensen en niet door de Tora en Jezus zijn opgelegd. Maar ook het tot in de perfectie en obsessief volgen van wetten wordt gerekend tot wetticisme. Voorbeelden hiervan in onze tijd zijn: plechtig taalgebruik bij het bidden, kerkgang in zwarte kleding, langzaam lopen in de kerk, ernstig kijken als het geestelijke zaken betreft, schuld belijden ook als dat niet aan de orde is, enz.

Let wel: het willen voldoen aan de Tora en de uitwerking ervan door Jezus kan nooit worden opgevat als wetticisme. Omdat de meeste christenen zich niet houden aan de Tora, worden mensen die dat wel doen en Jezus‘ opdrachten nauwkeurig willen uitvoeren, ten onrechte vaak uitgemaakt voor “wettisch”.

2.4.6 Christenen zijn de Tora kwijt

De meeste mensen uit traditionele kerken, zoals de roomkatholieke kerk en reformatorische kerken, zijn al vele eeuwen vertrouwd met dogma’s die volledig in strijd zijn met de Tora. Zoals de leer van de drie-eenheid, de leer dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen, de leer dat de Feesten van God alleen voor de Joden en niet voor christenen zijn, de leer dat de sjabbat is vervangen door de zondag, enz.

Bij veel van de dogma’s speelt de afschuw die veel gewone Romeinen en ook de kerkelijke leiders in de eerste eeuwen hadden van het Jodendom, een dominante rol. De leiders van de vroege kerk wilden voorkomen dat Romeinen de eerste christenen verwarden met de verachte Joden. Daarom verschoven zij de sjabbat naar de feestdag van de onoverwinnelijke zon, de zondag. De feesten van God (Leviticus 23) werden vervangen door eigen bedachte feesten. Zo werd Pesach door het Paasfeest vervangen en gevierd op de feestdag van Astarte. Ook werd de Hebreeuwse inhoud van het feest losgelaten. De diepste betekenis van de feesten – het heilsplan van God met de mensheid – ging al snel verloren.

Bijvoorbeeld dat het Pinksterfeest het feest van de wet was, was al snel volledig onbekend. Immers bij het Pinksterfeest werden 120 mensen vervuld met de heilige Geest en werd de wet van God in hun hart geschreven. Hiervoor in de plaats kwam de leer dat bij het ritueel van de besprenging van kinderen met water ook automatisch deze kinderen vervuld werden met de heilige Geest.

Een ander voorbeeld. Wat de diepere betekenis was van oplegging van handen was ook al snel vergeten, terwijl de schrijver van de Hebreeënbrief deze handeling rekent tot het fundament van het geloof. Hadden deze eerste christenen goed onderwijs gehad over de Bijbelse offers, dan hadden zij begrepen dat zij om vergeving van zonde te ontvangen zich één moesten verklaren met Jezus, net zoals de Joodse man zijn handen op de kop van het offerdier moest leggen en zich één ermee moest verklaren. De dood van het offerdier was zijn eigen dood.

Zo kon het gebeuren dat de Tora nauwelijks meer was dan een verzameling van mooie, ontroerende verhalen. De meeste christelijke leerstellingen hebben zo iedere verbinding met de Tora verloren.

Deze christelijke leerstellingen zijn voorbeelden van wetteloosheid omdat zij in strijd zijn met de Tora, de wet van God. Door de Tora af te wijzen, wordt de onderwijzing van de Eeuwige afgewezen. Consequent noemt de Bijbel zo’n persoon een wetteloze. Het loslaten van de Tora betekent het loslaten van de Bijbel die daar volledig op is gebaseerd. Het aanhangen van dergelijke dogma’s leidt ertoe dat de Bijbel niet meer wordt begrepen. Laat je de feesten van God los, dan wordt het onmogelijk de evangeliën te begrijpen. Die zijn immers helemaal verweven met de feesten van God. Er komt dan ook ruimte waarbinnen allerlei dwalingen kunnen gedijen. Wil de Christenheid tot eenheid komen dan zal zij die moeten vinden in de Tora. Nogmaals: alle dogma’s die in strijd zijn met de Tora moeten worden afgewezen.

2.5 De leer van de drie-eenheid en de Tora?

2.5.1 JHWH

Alleen JHWH is God, de Almachtige, de Eeuwige, niemand anders dan Hij alleen. Dat is de doordringende boodschap die in heel de Tenach luid en duidelijk weerklinkt. Dat is ook de kern van het evangelie. Hij is ongedeeld. De volgende teksten staan daarbij centraal:

 

Deuteronomium 4:35

Aan ú is dat getoond, opdat u zou weten dat JHWH God is, niemand anders dan Hij alleen!

Deuteronomium 6:4

Luister, Israël! JHWH, onze God, JHWH is één!

Tegen deze kern van de Tenach is nooit een Bijbelschrijver ingegaan. De Tora is wet. JHWH is één, uniek, ongedeeld. Jezus verwijst dan ook naar deze tekst en bevestigt hiermee dat JHWH één is, ongedeeld. Johannes schrijft dat JHWH de enige echte God is (Johannes 17:3). Ook Paulus verwijst in 1 Korinthe 8:4-6 naar deze teksten in Deuteronomium. De leer van de drie-eenheid gaat in tegen deze Bijbelse wetmatigheid en moet daarom afgewezen worden.

Om de leer van de drie-eenheid toch bestaansrecht te verschaffen, zeggen sommige theologen dat het Hebreeuwse woord voor één, echad, ook staat voor samengestelde eenheid. Dit is taalkundig onzin en steunt niet op het eerlijke uitleggen van de Bijbel. Echad heeft namelijk de volgende betekenissen: één (telwoord), eerste, zelfde, afzonderlijk (enkelvoudig), onverdeeld, alleen en uniek. Geen enkel van deze betekenissen duidt ook maar in de verte op een samengestelde eenheid.

2.5.2 Jezus de Messias

De meest duidelijke aankondiging en beschrijving van de Messias in de Tora krijgt Mozes van JHWH wanneer Hij aan Mozes zegt hoe om te gaan met profeten. JHWH zegt tot Mozes:

Deuteronomium 18:18

Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.

En Mozes zegt tegen het volk:

Deuteronomium 18:15

Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren,

Dus Jezus is: een man uit het volk, een broeder, een leider zoals Mozes, een profeet. Omdat de Tora het karakter van wet heeft, zullen Jezus en de apostelen hier nooit tegen in zijn gegaan. Hem anders zien dan een man, een broeder, een leider en een profeet zou een teken van wetteloosheid zijn.

In de toespraak van Petrus op de Pinksterdag (Handelingen 3:19-23) haalt Petrus deze tekst uit Deuteronomium aan. Petrus noemt Jezus dus gewoon de door JHWH gezonden profeet. Ook Mattheüs, Lukas en Johannes verwijzen naar deze tekst en noemen Jezus een profeet (Mattheüs 21:11, Lucas 7:16, Lukas 24:19, Johannes 1:21, Johannes 1:25, Johannes 6:14, 6:40, Johannes 9:17, Handelingen 3:22, 3:23, 7:37).

Jezus wordt in Daniël ook de Messias genoemd, dat betekent de gezalfde. Het verwijst naar zijn positie als Koning en als Hogepriester. Deze werden immers ook gezalfd en ontvingen zo de Geest van JHWH. Let op, altijd, zonder uitzondering, wordt in de Tenach een mens en nooit een hemels wezen gezalfd met olie. Daarom verwijst het woord Messias, de Gezalfde, op zijn status van mens die vervuld is van de Geest van JHWH. Jezus noemt zichzelf daarom ook “Zoon des mensen” of letterlijk in het Hebreeuws “Zoon van Adam”, de grootste en belangrijkste Zoon van de mensheid.

Jezus beschouwen als JHWH of als de incarnatie van JHWH of als een deel van een drie-enig goddelijk wezen gaat in tegen de Tora, de wet. Het gaat in tegen de onderwijzing van de Eeuwige. Jezus is een mens.

2.5.3 De heilige Geest

JHWH geeft in het Oude Verbond een enkeling zijn Geest voor kortere of langere tijd met als doel dat deze mens voor Hem bovennatuurlijke dingen doet. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Jozef. In hem was de geest van God. God gebruikte hem om zijn familie en het volk Egypte van de hongerdood te redden (Genesis 41:38);
  • Bezaleël. Hij was vervuld met de Geest van God om voorwerpen voor de Tabernakel te maken (Exodus 31:2);
  • Mozes. De Geest van God was op Mozes. Deze stelde hem in staat om het volk Israël te leiden en grote wonderen te doen (Numeri 11:16).
  • Eldad en Medad. De Geest rustte op hen en zij profeteerden (Numeri 11:26).

In al deze teksten gaat het over de Geest van God die mensen vervult. Het is niet een aparte persoon die naast JHWH zou bestaan. Het is gewoon de werking, de kracht, de inspiratie van JHWH die door zijn knechten heen werkt.

David introduceert de term heilige Geest. Heilig betekent in de Bijbel: afgezonderd van de wereldse begeerten en zonden. David was als jonge schaapherder door de profeet Samuel gezalfd met olie en vanaf dat moment greep de Geest van JHWH hem aan. De Geest van God gaf hem bovennatuurlijke moed, deze Geest leidde hem in de oorlogen tegen de vijanden van Israël en gaf hem profetische vergezichten op de Messias en Zijn lijdensweg. De eerste keer dat de woorden “heilige Geest” in de Bijbel worden gebruikt, is in Psalm 51 als de profeet Nathan bij David is gekomen en hem heeft gewezen op zijn zonde van overspel met Bathseba en de moord op haar man. In deze psalm toont David diep berouw. Hij begrijpt dat God heilig en hijzelf heel erg onheilig is. Daarom is David bang dat God zijn Geest van hem afneemt die hem van jongs af had geleid. Daarom bidt hij:

Psalm 51:12 en 13

Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest en werp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.

David ziet in dat zijn gedrag niet past bij een heilig God. In dit verband noemt hij de Geest van God de heilige Geest. Hier introduceert David de woorden heilige Geest als synoniem voor Geest van God. De heilige Geest is niet een aparte persoonlijkheid naast JHWH. De heilige Geest is gewoon de Geest van God.

De tweede keer dat de woorden “heilige Geest” in de Bijbel worden gebruikt is in Jesaja 63:10

Jesaja 63:10
Zíj daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn heilige Geest bedroefd. Daarom is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden.

Jesaja schetst dat God zijn goedheid en barmhartigheid aan het volk Israël heeft bewezen. Maar het volk Israël heeft zonde bedreven en zijn heilige Geest bedroefd. Ook hier weer wordt de tegenstelling scherp naar voren gebracht: God de Heilige en een onheilig volk. Ook hier gaat het gewoon om de Geest van God en niet om een aparte persoonlijkheid naast JHWH.

Het definiëren van de heilige Geest als een aparte persoon van de drie-eenheid is in strijd met de Tora en de Tenach en dus een vorm van wetteloosheid die Jezus en de apostelen nooit gezegd of zelfs bedacht kunnen hebben.

3. De Hebreeuwse begrippen

3.1 Beschrijving principe 3

De Griekse woorden uit het Nieuwe Testament krijgen niet hun betekenis vanuit de Griekse literatuur of uit de Griekse woordenboeken maar vanuit de Hebreeuwse taal. Dus bij Griekse woorden uit het Nieuwe Testament zoeken wij naar de Hebreeuwse woorden waarvan deze de vertaling zijn. Vervolgens passen wij de Hebreeuwse betekenis toe op deze Griekse woorden. Dus het Griekse woord voor ziel (psuchē) krijgt dan de betekenis van het Hebreeuwse woord voor ziel (nephesh).

De schrijvers van het Nieuwe Testament waren bijna allemaal mensen met het Hebreeuws en Aramees als moedertaal en niet het Grieks. Zij dachten en schreven vanuit de Hebreeuwse taal en cultuur. Zij moesten bij het schrijven van hun Bijbelteksten dus voor Hebreeuwse begrippen Griekse woorden vinden. De Griekse woorden in de grondtekst van het Nieuwe Testament ontlenen hun betekenis daarom aan het Hebreeuws.

De schrijvers van het Nieuwe Testament steunden bij het opstellen van hun teksten op het Oude Testament. In hun teksten vinden wij dan ook talloze verwijzingen naar het Oude Testament. Zij beschikten in die dagen al over een Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta. Als ze in het Grieks uit het Oude Testament citeerden, deden ze dat dus vaak vanuit de Griekse Septuaginta. Hierdoor kunnen wij hun Grieks taalgebruik als het ware ijken.

Vergelijken wij nu via woordenboeken de betekenissen van een Hebreeuws woord met de betekenissen van een Grieks woord dan vinden wij het volgende:

  • Een aantal betekenissen van een bepaald Hebreeuws en het Grieks woord zijn hetzelfde. Hier is geen probleem. Wij kunnen de Griekse betekenis gebruiken.
  • Eén of meer betekenissen van het Hebreeuwse woord komen niet voor bij het Griekse woord. Hier moeten wij dus de Hebreeuwse betekenis toevoegen aan het Griekse woord, een betekenis die dus niet in het Griekse woordenboek staat.
  • Eén of meer betekenissen van het Griekse woord komen niet voor bij het Hebreeuwse woord. Hier geldt dat de betekenissen van dit Griekse woord niet overgenomen mogen worden.

De conclusie is de volgende. Alle in de Tora genoemde begrippen, principes en uitgangspunten blijven ook in het Nieuwe Testament gelden. De visie van de Tora op: God, de mens, leven naar Gods wil, bekering, genade, vergeving, verzoening, geest, ziel, de dood en de opstanding blijft daarom ook in het Nieuwe Verbond geldig. Het is niet zo dat het Nieuwe Testament over deze begrippen een andere visie heeft dan het Oude Testament. Het volgende principe luidt daarom:

Principe 3

Het Oude en Nieuwe Testament gebruikt één consistent stelsel van begrippen. Dit is het Hebreeuwse begrippenstelsel.

Een volgend probleem is, dat ook al kan een Hebreeuws woord één op één vertaald worden in het Grieks, de denkwereld achter het woord kan een heel andere zijn. Dit kan leiden tot volledig foutieve Bijbeluitleg. De consequentie van dit principe voor de christelijke theologie zijn heel groot omdat een aantal leerstellingen geheel of gedeeltelijk steunen op het Griekse begrippenstelsel en niet op het Hebreeuwse. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de leerstellingen: de mens bestaat uit een sterfelijk lichaam en een onsterfelijke ziel, de zondag is in plaats van de sjabbat gekomen en Jezus is God omdat hij één is met JHWH.

3.2 Voorbeelden van Hebreeuwse begrippen en hun Griekse uitleg

Er zijn heel veel Hebreeuwse woorden die in het Grieks een afwijkende betekenis hebben en daardoor de Bijbellezer op het verkeerde been kunnen zetten. Voorbeelden: dag, geest, ziel, god, wereld, eeuwig, enz. Om aan te geven hoe belangrijk dit principe is voor het begrijpen van de Bijbel behandel ik eerst de begrippen ziel en geest. Daarna komen de begrippen god, afgezant en voor de grondlegging der wereld aan de orde.

3.2.1 Ziel

In Genesis staat nauwkeurig beschreven hoe de Eeuwige de mens heeft gemaakt.

Genesis 2:7

… Toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen (ziel).

Uit deze tekst leiden de auteurs van de Bijbel een aantal waarheden of uitgangspunten af. Hiervan wordt nooit afgeweken:

  • De mens bestaat uit twee componenten: stof (materie) van de aarde en de levensadem van de Eeuwige. Als de mens sterft valt de mens uiteen in deze twee componenten. Het stof keert terug naar de aarde en de levensadem gaat terug naar de Eeuwige. Het stof en de levensadem keren beide terug naar hun oorsprong.
  • Toen de mens tot leven kwam, werd hij een levend wezen of een levende ziel. In het Hebreeuws denken is in de eerste plaats de mens een ziel. Als er staat “mijn ziel” betekent dit gewoon “ik”. Dit is puur een taalkundig gegeven en heeft niets met theologie te maken.
  • De mens is een ziel. Dit houdt in dat een ziel zonder lichaam onzin is. Het komt in de Bijbel niet voor. Het is onmogelijk.

Paulus laat in 1 Korinthe 15:45-49 zien dat ook in het Nieuwe Testament dit mensbeeld nog steeds geldt.

Wij zoomen nu eerst in op het begrip ziel zoals dat in het Hebreeuws van het Oude Testament wordt gebruikt. Het Hebreeuwse woord voor ziel is nephesh. De belangrijkste betekenissen van dit woord nephesh – ziel – zijn:

  • Adem (Job 41:13);
  • Levensadem, het leven (Job 2:4, Genesis 35:18);
  • Levend wezen (Gen. 1:20);
  • Persoon in wetten (Lev. 4:2, Genesis 46:27);
  • Levende have, slaven (Gen. 12:5);
  • Zichzelf, ik (1Sam. 18:1, Psalmen 42:3);
  • Mensen (Deut. 10:22);
  • Dood lichaam (Num. 19:13, in dit vers ook: persoon).

Het Bijbelse denken beschouwt de mens als een eenheid. Blaast de mens zijn levensadem uit dan sterft hij. De ziel is dus sterfelijk. Hij vergaat tot stof en de levensadem keert terug naar God (Prediker 3:20 en 21). De volgende teksten laten dit duidelijk zien: Genesis 19:20, Numeri 23:10 Job 36:14 en Ezechiël 18:4.

In de Bijbel worden ook dieren beschouwd als zielen in de betekenis van levende wezens (Genesis 1:20, Genesis 1:21, Genesis 1:24, Genesis 1:30). Het verschil tussen een mens en een dier is dus niet dat de mens een ziel heeft en een dier niet. Zowel mens en dier zijn beide zielen, levende wezens. Het verschil is dat de mens naar het beeld van God is geschapen en dat de dieren elk naar hun aard zijn geschapen.

Het Griekse woord voor ziel is psuchē. De betekenis van dit woord is: gevoel, wil en verstand. Het heeft dus een heel afwijkende betekenis van het Hebreeuwse woord ziel (nephesh). Het toepassen van principe drie leidt er nu toe dat wij zeggen dat deze betekenissen van het woord psuchē niet relevant zijn omdat dit woord altijd de betekenis heeft van het Hebreeuwse woord nephesh.

Voorbeelden:

Mattheüs 11:29
Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

Het woord ziel heeft hier de betekenis van “leven”. Jezus haalt hier Jeremia 6:16 aan. Hier wordt heel duidelijk dat Jezus niet het Griekse maar het Hebreeuwse begrip ziel bedoelt.

Mattheüs 16:26

Want wat baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt?

Het woord ziel heeft hier ook de betekenis van “leven”. Deze tekst komt uit Psalmen 49:9.

1 Petrus 1:9
en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.

Zielen heeft hier de betekenis van “levens” en “mens-zijn”. Zaligheid als einddoel van het geloof betekent: de hoogste mate van geluk, leven vrij van zonden en ziekte, zonder vijanden, leven in gerechtigheid. Dus leven in de heerlijkheid van God. Dit wordt realiteit bij de opstanding van de doden die in Christus ontslapen zijn (Openbaring 22:9-27).

3.2.2 Geest

“Geest” staat in het Hebreeuws denken voor al het onzienlijke. Geest dekt begrippen zoals wind, adem, gas of lucht en geestelijke wezens in het algemeen. En God is de Onzienlijke, dus God is Geest. Ook gedachten en motieven kunnen niet gezien worden en zijn daarom ook geest. Geest is een verzamelbegrip. In het Hebreeuws zijn er twee woorden voor geest: neshamah en ruach. Het woord neshamah komt een enkele keer in het Oude Testament voor en wordt hier verder buiten beschouwing gelaten. Ruach is het normale woord voor geest. Ruach komt in het Oude Testament ruim 400 maal voor.  Als in het Nieuwe Testament het woord geest staat wordt bijna altijd het Hebreeuwse ruach bedoeld.

Het woord ruach – geest – heeft in de Hebreeuwse grondtekst de volgende betekenissen:

  • Het wezen van de mens, zijn actieve geest, initiatieven, denken, aard, mentale gesteldheid, motivatie, iemands karakter;
  • Adem, levensadem, wind, lucht;
  • Geestelijke wezens zoals: engelen, cherubs, demonen (boze geesten);
  • Ruach kan gebruikt worden in combinatie met andere woorden, waardoor het verwijst naar de Geest van God. Dan staat er bijvoorbeeld: ruach hakodeshֹ‎ (heilige Geest) of ruach hashem (Geest van God) of ruach hachachmah (Geest van Wijsheid).

De ruach is veranderlijk. De ruach komt tot ontwikkeling. Iemands denken kan wijzigen, zijn motivatie kan veranderen. Wij lezen in de Bijbel dat de ruach verschillende gesteldheden kan hebben:

  • De geest is verslagen, bitter, benauwd, wijs, jaloers en afgunstig;
  • De geest kan bedriegen, kan liegen, kan zich verharden (niet meer bereid te luisteren naar goede argumenten), kan boos zijn, moedig zijn, hoogmoedig of nederig zijn;
  • Er bestaat een geest waarin geen bedrog is, de geest wordt door de Eeuwige gewogen (dat is beoordeeld), de geest wordt onderwezen door de heilige Geest, de geest heeft een wil, enz.

De ruach wordt in de Bijbel gelokaliseerd in het hart. Hart en geest zijn synoniemen. De mentale gesteldheid en het denken worden in de bijbel als een eenheid beschouwd.

In het Nieuwe Testament wordt het Griekse woord pneuma gebruikt voor geest. Het woord “pneuma” heeft in het Grieks de volgende betekenis:

  • Levensadem;
  • Vitale energie;
  • Een onzichtbaar wezen: god, engelen, cherubs, demonen.

De betekenis van het Griekse woord pneuma wijkt sterk af van het Hebreeuwse woord ruach. Principe 3 betekent hier dat waar geest staat in het Nieuwe Testament daar wordt de betekenis van het Hebreeuwse woord “ruach” aan toegekend. Nu kunnen wij ook de tekst van de schrijver van de Hebreeënbrief goed begrijpen waar staat:

Hebreeën 4:12

Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten (bot) en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart.
Het woord van God maakt scheiding tussen ziel en geest. Ziel heeft betrekking op heel de mens, zijn hele wezen. De geest is het innerlijk, het onzichtbare, de motivatie en de overdenkingen. De ziel wordt nu vergeleken met het bot en het merg met de geest. Het woord van God haalt dus de overleggingen van het hart tevoorschijn.

3.2.3 De afgezant van JHWH

Afgezanten

Het Hebreeuwse woord voor afgezant is sjalliach. De profeten Ezechiël, Jeremia en Amos zijn afgezanten van JHWH. Op talrijke plaatsen in de Bijbel wordt Jezus ook de afgezant van onze God JHWH genoemd: Hij die is of wordt gezonden (Jesaja 61:1, Zacharia 2:8) en hij die komt namens JHWH (Mattheüs 21:9, Markus 11:9).

Het Griekse woord voor gezondene is apostel. De 12 apostelen, Barnabas en Paulus zijn door Jezus gezonden om het evangelie in de wereld te verkondigen. Zij zijn afgezanten van Jezus. Jezus zelf is afgezant van JHWH en wordt in de brief aan de Hebreeën ook apostel genoemd (Hebreeën 3:1).

Het begrip sjalliach

In de Talmud wordt het Hebreeuwse begrip “sjalliach” uitgelegd. Een afgezant in de Tenach is iemand die van een ander de volmacht heeft gekregen om namens hem te handelen.

De afgezant volgt in alles zijn zender. Hij handelt volledig naar de wil van zijn zender. Volgens de Talmud heeft iemands afgezant dezelfde wettelijke macht als zijn zender. Hij is volledig gemachtigd zijn zender te vertegenwoordigen. Dit betekent bijvoorbeeld dat Jezus namens God zonde mag vergeven en recht mag spreken. Jezus verwoordt het principe van de sjalliach in Mattheüs 10:40 en Marcus 9:37 als volgt: Mattheüs 10:40: … en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.

De sjalliach de knecht
Jezus wordt behalve de afgezant ook de knecht van JHWH genoemd. In de volgende Bijbelteksten wordt de Messias aangeduid als knecht van God: Jesaja 42:1, 49:3, 49:5, 49:6, 49:7, 50:10, 52:13, 53:11, Ezechiël 34:23, 34:24, 37:24, 37:25, Zacharia 3:8 en Mattheüs 12:18.

Johannes schrijft dat Jezus ook na zijn hemelvaart nog steeds de knecht van God is:

Johannes 14:13

En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.

Vraag namens Jezus dingen aan de Vader. En de Vader zal Jezus opdracht geven het gevraagde te doen. Het doel van alles wat wij vragen moet zijn dat God en Jezus worden verheerlijkt.

Jezus de afgezant is één met zijn Zender

In het Hebreeuwse recht heeft de afgezant enerzijds een grote mate van autonomie om zijn opdracht uit te voeren, anderzijds is hij “het verlengstuk” van zijn zender. De sjalliach verloochent niet zijn eigen intellect, wil, wensen, gevoelens, talenten en persoonlijke stijl, maar hij zet ze in om zijn opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Het uitvoeren van zijn opdracht heeft altijd prioriteit. Dit zagen wij ook bij Jezus in de Hof van Gethsémané. Jezus wilde niet worden gekruisigd, maar bad “niet Mijn wil maar Uw wil geschiede”. Het resultaat van deze samenwerking is niet een mindere band tussen zender en afgezant, integendeel de zender werkt helemaal door in de persoonlijkheid van de afgezant.

Jezus is de afgezant die zich perfect aan zijn opdracht houdt, die volledig de wil van zijn Zender uitvoert. Dat wil zeggen: hij is in alles één met zijn Zender. Dit geeft licht op de volgende Bijbelteksten:

Johannes 17:11:
…. opdat zij één zijn zoals wij één zijn.

Johannes 10:30:

Ik en de Vader zijn één.

Johannes 8:28:

….en dat Ik uit mij zelf niets doe.

De sjalliach Jezus is vol van de heilige Geest

De zender zal de afgezant ook in alles voorzien wat hij nodig heeft om een goede afgezant te zijn. Jezus heeft van JHWH zijn Zender de heilige Geest ontvangen om een goede afgezant te zijn. God leidde Jezus in alle dingen zodat hij zijn opdrachten als afgezant van JHWH perfect kon uitvoeren. In de volgende tekst wordt dit heel precies verwoord:

Johannes 3:34 en 35

Want Hij Die God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft Hem de Geest zonder maat. De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.

Zie ook de teksten: Johannes 5:26,27, Johannes 13:3 en Mattheüs 11:27.

Titels van de afgezant

Volgens het Hebreeuws recht mag een afgezant de titels dragen van zijn zender. Jezus mocht zich dus wettelijk tooien met de titels van JHWH. Deze titels zijn bijvoorbeeld: redder, verlosser, herder, koning en zaligmaker. Jezus als afgezant van JHWH wordt daarom in de Bijbel ook: redder, verlosser, herder, koning en zaligmaker genoemd. Het betekent niet dat Jezus dezelfde is als JHWH of JHWH in het vlees is, maar dat hij de afgezant van JHWH is.

Afgezanten van Jezus

Een afgezant heeft het recht anderen als zijn afgezant uit te zenden. Zo zendt Jezus sommige van zijn volgelingen de wereld in als zijn specifieke afgezanten. Het Nieuwe Testament gebruikt voor deze afgezanten het Griekse woord apostel. Jezus zegt dat hij zijn discipelen als afgezanten de wereld ingezonden heeft net zoals hij door JHWH de wereld is ingezonden (Johannes 17:18, Johannes 20:21). Paulus, ook een afgezant van Jezus, zendt zijn volgelingen als zijn afgezanten de wereld in. Wij zijn dus ook afgezanten van Jezus. Wie ons gezien heeft, heeft Jezus gezien. Dit is onze opdracht.

Wij moeten ons gedragen zoals Jezus zich gedroeg, wij moeten ook dezelfde dingen doen die hij deed en wij moeten ook net als hij vol zijn van de Geest van God.

Conclusie

De grootsheid van Jezus was er niet in gelegen dat hij God was, maar dat hij hoewel een mens zoals wij niet zondigde. Hij heeft perfect de wil van JHWH onze Vader gedaan. Daarom heeft JHWH hem buitengewoon verhoogd, hem alle macht gegeven en boven mensen en engelen gesteld. Hij is onze Leider, onze Koning.


3.2.4 Elohim

Elohim is de aanduiding van het algemene begrip (ambt van) God. Het woord elohim is een meervoudsvorm, maar moet niet zo worden opgevat. Het woord is te vergelijken met ons type woord als gras en water. Het woord elohim duidt net zoals de woorden gras en water een volheid aan. Elohim wordt zowel vertaald met god als met goden, afhankelijk van de context. Het is taalkundig onjuist om in het woord elohim een meervoudige God te zien.

Het woord elohim heeft met name betrekking op: JHWH en allen die namens Hem optreden of namens Hem taken uitvoeren. Dit zijn in de eerste plaats geestelijke wezens zoals engelen, maar ook mensen. In de Bijbel worden de volgende wezens met het woord elohim aangeduid:

  • YHWH (Psalm 95:3);
  • Engelen (Psalmen 8:4-5, Richteren 13:21, 22);
  • Cherubim (Ezechiël 28:14);
  • Zonen van God (Gen. 6:2, 4; Job 1:6, 2:1, 38:7; Psalm 29:1, Psalm 82:1, 6 en Psalm 89:5–8);
  • Mozes (Exodus 4:15,16 en 7:1);
  • Rechters in Israël (Psalmen 82:6);
  • Jezus (Jesaja 9:5, Johannes 20:27);
  • Koning Salomo (Psalm 45:8);
  • Heidense goden (Deut. 6:14).

Ook het Sanhedrin werd aangeduid met “elohim”.

Met deze uitleg in het achterhoofd kan ook Psalm 82:1 en 2 goed worden begrepen waar staat:

Psalm 82:1 en 2

God staat in de vergadering van God (elohim), Hij oordeelt te midden van de goden: Hoelang zult u onrechtvaardig oordelen en de goddelozen bevoordelen?

Met “de vergadering van God” wordt bedoeld de vergadering van rechters. Dus eigenlijk staat er in Psalm 82:1: God staat in de vergadering van rechters. Hij oordeelt te midden van de rechters: …

Het Griekse woord voor god is theos. Theos heeft nooit betrekking op engelen, mensen, enz. Het Hebreeuwse woord elohim heeft dus een veel bredere betekenis dan het woord theos. Twee voorbeelden van het gebruik van het Hebreeuwse begrip elohim in het Grieks van het Nieuwe Testament:

Voorbeeld 1:

Johannes 20:26-28

En na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen en Thomas was bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zei: Vrede zij u. Daarna zei Hij tegen Thomas: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn god (elohim)!

Als Jezus plotseling te midden van zijn discipelen verschijnt, roept Thomas uit mijn heer en mijn elohim (god). Hij heeft hier zeker het woord elohim gebruikt. Hij zegt hiermee dat Jezus een bovennatuurlijk wezen is en vol is van de macht en autoriteit van JHWH.

Voorbeeld 2:

Hebreeën 1:8 en 9

… maar tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o god (elohim), bestaat in alle eeuwigheid. De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het recht. U hebt gerechtigheid lief en haat ongerechtigheid. Daarom heeft Uw God U gezalfd, o god (elohim), met vreugdeolie, boven Uw metgezellen.

Hier wordt Psalm 45:8 aangehaald. Met elohim wordt in deze psalm waarschijnlijk koning Salomo bedoeld. Immers hij was door JHWH bekleed met goddelijke wijsheid en macht. Want van hem wordt in 1 Kronieken 29:23 gezegd dat hij op de troon van JHWH zat en God had hem uitgekozen als koning boven zijn broers.
De tekst in Hebreeën 1:8 en 9 vergelijkt de positie van Jezus te midden van de apostelen met Salomo te midden van zijn broers. God heeft Salomo koning gemaakt en God heeft Jezus voor eeuwig koning gemaakt. Beiden waren gezalfd met de Geest van God. Verder laten deze teksten duidelijk zien dat JHWH de God is van Salomo en Jezus. Verder heeft God zowel Jezus als Salomo een positie gegeven boven hun metgezellen.

3.2.5 Voor de grondlegging der wereld

Het Hebreeuws kent twee werkwoordsvormen: het perfectum, dat is de werkwoordvorm voor de voltooide handeling en het imperfectum, de onvoltooide handeling. Meestal worden werkwoorden in de vorm van het perfectum vertaald met de verledentijd. Echter soms wordt het perfectum gebruikt voor handelingen die in het heden of in de toekomst plaatsvinden. Zo worden zaken die bij JHWH vaststaan maar nog moeten gebeuren, soms beschreven met de werkwoordsvorm van het perfectum. De zaak is bij JHWH voltooid. Er kan niets meer aan veranderen; de verledentijd wordt gebruikt.
Deze wijze van denken komen wij ook in het Nieuwe Testament tegen: Het Lam dat geslacht is van de grondlegging der wereld af (Openbaring 13:8). Deze tekst zegt niet dat Jezus voor de schepping al is gekruisigd, maar dat bij JHWH voor de schepping de kruisdood van Jezus al vaststond. De kruisdood lag vast in het plan van God. Dit plan van God wordt aangeduid met “Voor de grondlegging der wereld”. Voor of vanaf de grondlegging der wereld is:

  • Het Lam van God geslacht (Openbaring 13:8);
  • Is het koninkrijk van God bereid (Mattheüs 25:34);
  • Heeft God Jezus liefgehad (Johannes 17:24);
  • Zijn wij uitverkoren (Efeziërs 1:4);
  • Heeft God Zijn werken al volbracht (Hebreeën 3:4);
  • Zijn onze namen opgeschreven in het boek des levens (Openbaring 17:8).

Deze teksten laten zien dat JHWH niet is verrast door de zonden en niet hoeft terug te vallen op een noodscenario, maar vooraf alles al heeft vastgelegd en alles volgens Zijn planning uitvoert. Met deze achtergrond is ook de volgende tekst duidelijk:

Johannes 17:5

En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was.

Jezus vraagt niet zijn heerlijkheid “terug” zoals de aanhangers van de leer van de drie-eenheid geloven, maar refereert naar iets wat voor hem was weggelegd voordat God de wereld schiep. In Gods plan was het Jezus die verheerlijkt zou worden, en Jezus die aan Gods rechterhand zou gaan zitten, wat was weggelegd “voor de wereld er was” maar pas realiteit werd bij zijn opstanding toen hij een verheerlijkt lichaam kreeg en na de hemelvaart toen hij zich zette aan de rechterhand van God.

4 De Grondtekst

4.1 Beschrijving van principe 4

4.1.1 De Tenach

De Tenach werd voornamelijk geschreven in het Hebreeuws; slechts enkele delen van de Tenach zijn geschreven in het Aramees. De Tenach was de basis waaruit elk gezinshoofd zijn gezin godsdienstonderwijs gaf (Deuteronomium 6:6,7). Het Hebreeuws werd langzamerhand verdreven door het Aramees. Het werd een taal die alleen nog in de Joodse godsdienstige context werd gesproken. Vooral de schriftgeleerden en later de rabbijnen bedienden zich van het Hebreeuws. Hun uitleg en verklaring hadden zeer groot gezag. De overlevering lag in hun handen. Ze werkten aan een zogenaamde standaardtekst (consonantentekst). Deze bestaat alleen uit medeklinkers. Deze consonantentekst is buitengewoon zorgvuldig gekopieerd. Hierbij werden eeuwenlang scherpe controlemechanismen toegepast. De rabbi’s, farizeeën en schriftgeleerden hadden een heilig respect voor het woord van God. De kleinste verschrijvingen werden niet geaccepteerd. Het resultaat is dat de Hebreeuwse en Aramese grondteksten van de Bijbelboeken uit de Tenach door de eeuwen heen nagenoeg onveranderd zijn gebleven.

Al voor onze jaartelling werd een begin gemaakt met het vastleggen van de uitspraak door ook klinkers in de tekst op te nemen. In de tiende eeuw is dit proces afgerond en werd de definitieve versie van het zogenaamde masoretische uitspraaksysteem aan de consonantentekst toegevoegd. Echter bij het bestuderen van de Tenach is de consonantentekst leidend omdat bij het opstellen van de masoretische tekst de consonantentekst is geïnterpreteerd bijvoorbeeld aan de hand van de mondelinge overleveringen. De meest waardevrije tekst is dus de consonantentekst.

4.1.2 Het Nieuwe Testament

Niet alle kerkvaders hadden net zo veel respect voor het woord van God als de Joden. Het overschrijven van de oorspronkelijke documenten van de schrijvers van de boeken van het Nieuwe Testament gebeurde minder zorgvuldig. Af en toe werden aantekeningen in het oorspronkelijk document gemaakt, zodat bij het later kopiëren het onduidelijk werd wat de oorspronkelijke tekst was. Ook zijn er bewijzen dat teksten werden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met de geldende theologie. De Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament zoals die tot ons komt, moet daarom met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Wel wordt uit onderzoek steeds meer duidelijk welke teksten naar alle waarschijnlijkheid latere toevoegingen zijn. Bij interpretatie van Bijbelteksten moet hiermee rekening worden gehouden.

4.1.3 Vertalingen

De bijbel komt tot ons in een veelheid van vormen: grondteksten, vertalingen, herziene vertalingen, vertalingen voor bepaalde doelgroepen zoals kinderen en tieners, enz.. Bij het vertalen van een Hebreeuwse of Aramese tekst doet zich het probleem voor dat de vertaling per definitie niet diezelfde rijkdom aan betekenissen heeft als dat van de consonantentekst. Er gaat dus betekenis verloren. Een tweede punt is dat het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks geen leestekens kennen. De leestekens van een vertaling zijn dus niet origineel. De leestekens in een vertaling zijn daarom gebaseerd op interpretaties van de vertaler.

Wat betreft vertalen bestaat er een duidelijk uitgangspunt: de vertaler moet vertalen en niet interpreteren. Echter om goed lopende zinnen te krijgen, gaat een vertaler toch interpreteren. Dit interpreteren kan gebaseerd zijn op theologie. Zo wordt er heel veel vertaald op basis van de theologie van de kerkvaders in plaats van de Hebreeuwse denkwijze van de Bijbelschrijvers. Het gevolg is een Bijbeltekst die de oorspronkelijke bedoeling van de Bijbelschrijver niet meer weergeeft.

Met dit in het achterhoofd komen wij tot de formulering van het volgende principe:

Principe 4:

Een juiste Bijbeluitleg kan alleen gebaseerd zijn op de oorspronkelijke grondtekst en een vertaling op basis van Hebreeuwse interpretatie.

Aan principe 4 is niet te voldoen omdat de oorspronkelijke teksten in de loop der eeuwen kwijt zijn geraakt. Bovendien zijn veel mensen die de Bijbel willen uitleggen niet bij machte om Hebreeuwse, Aramese en Griekse grondteksten te lezen. Er zit dus niet anders op dan: via onderzoek van beschikbare oude teksten, het vergelijken van verschillende vertalingen en het raadplegen van taalgeleerden die inzicht hebben in waarschijnlijke veranderingen in de oorspronkelijke teksten, principe 4 zo goed mogelijk te benaderen.

Daarnaast is het zo dat een Bijbeltekst die duidelijk in strijd is met andere Bijbelteksten en vooral in strijd is met de Tora ons achterdochtig moet maken. Wellicht is er in de loop der eeuwen door kerkvaders mee geknoeid. Maar ook het volgende principe kan ons helpen om te beoordelen of wij wel te maken hebben met de oorspronkelijke tekst.

4.2 Veranderingen in de grondtekst

Wat betreft de leer van de drie-eenheid is door de eeuwen heen, maar vooral door de kerkvaders, met man en macht geprobeerd deze leer in de grondtekst te krijgen. Dit werd gedaan door her en der woorden en zinnen toe te voegen aan de originele tekst.

4.2.1 Het Comma Johanneum

1 Johannes 5:7-8

“Want drie zijn er, die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord, en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde]: de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één.”

De zin tussen haken wordt in de literatuur aangeduid met het Comma Johanneum. Sommigen zien hierin een bevestiging van de leer van de drie-eenheid. De tekst komt in de oudste Griekse handschriften niet voor. Ook wordt hij door de vroege Kerkvaders niet geciteerd, wanneer ze dit gedeelte van de Johannesbrief aanhaalden. Kennelijk is het vers ergens tijdens de Middeleeuwen tussen de Latijnse tekst van het Nieuwe Testament geraakt, misschien eerst als verklarende aantekening in de kantlijn en daarna bij het kopiëren in de tekst opgenomen. Moderne Bijbelvertalingen laten het Comma weg. Erasmus wilde de tussen haakjes geplaatste tekst niet opnemen in zijn vertaling van de Bijbel omdat deze tekst niet stond in de oudste en betrouwbaarste documenten. Toen dreigde de Rooms Katholieke kerk Erasmus te excommuniceren. Erasmus koos eieren voor zijn geld en nam de tekst alsnog op in zijn vertaling. Het gewoon weglaten van deze woorden durven veel vertalers niet aan.

4.2.2 De godsvrucht geopenbaard in het vlees

1 Timotheüs 3:16

En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees,

In deze tekst wordt gelezen dat Jezus God is die in het vlees is geopenbaard. Volgens het overgrote deel van de geleerden die onderzoek doen naar de grondtekst van het Nieuwe Testament is het woord “God” een toevoeging van later datum. De juiste tekst moet zijn: ” …groot is het geheimenis van de godsvrucht die geopenbaard is in het vlees”.

4.2.3 De doopformule

Mattheüs 28:19

Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.

Het lijkt er ernstig op dat in deze tekst een toevoeging staat om de leer van de kerkelijke praktijk van het dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest te rechtvaardigen. Deze verdenking spreekt te meer daar de grote drie handschriften van het Tweede Testament (de Alexandrinus, Sinaiticus en Vaticanus) inderdaad dateren uit de tijd van het concilie van Nicea. Oudere citaten van Mattheüs 28:19 zijn afkomstig van Eusebius van Caesarea (260-339), van wie bekend is dat hem één van de oudste handschriften van het Mattheüs-evangelie ter beschikking stond. Volgens deze citaten stond het volgende oorspronkelijk in Mattheüs 28:19: “Gaat dan henen, discipelt alle volken in mijn naam en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.”

4.2.4 Heere

In het Nieuwe Testament wordt zowel JHWH als Jezus aangeduid met Heere. Uit de context is doorgaans af te leiden of JHWH dan wel Jezus wordt bedoeld. De oorzaak van deze onduidelijkheid is gelegen in een verandering die de vroege Roomse kerk in de grondtekst van het Nieuwe Testament heeft aangebracht. Men vond de uitdrukking voor de naam van God, JHWH, die in veel originele documenten voorkwam, te Joods. En in hun ijver om hiervan zo veel mogelijk afstand te nemen is JHWH in de grondtekst van het Nieuwe Testament veranderd in Heere. Zo heel vreemd was dit niet want ook in de Septuaginta – de Griekse vertaling van de Tenach uit 200 voor Chr. – wordt de naam van God, JHWH, niet genoemd maar aangeduid met het Griekse woord “Curios”, dat is vertaald Heer. In het Grieks wordt een man van stand met slaven curios genoemd. De Joden die de Septuaginta opstelden vonden de naam van God te heilig om te gebruiken. Het is te betreuren dat heel veel vertalingen nog steeds God niet bij zijn naam noemen en dus niet zuiver vertalen.

Het wordt echter nog complexer, want Jezus wordt in het Nieuwe testament ook aangeduid met curios. Nu moeten wij uit de context opmaken of het gaat om God of Jezus. En om de verwarring nog groter te maken wordt curios, waar Jezus bedoeld wordt, ook niet alleen vertaald met Heer maar ook met Heere. Voor trinitariërs is dit ten onrechte het bewijs dat Jezus de incarnatie van JHWH is.

4.3 Vertalingen met de bril van de drie-eenheid op

Vaak wordt er vertaald met in het achterhoofd dat de tekst in overeenstemming moet zijn met de leer van de drie-eenheid. Om dit voor elkaar te krijgen worden bij het vertalen soms woorden toegevoegd, worden woorden heel specifiek vertaald en worden teksten via het zetten van komma’s gemanipuleerd. De kerkvaders hebben de oorspronkelijke teksten zodanig geïnterpreteerd, dat hun vertalingen hun theologie weerspiegelden. Echter, hierdoor werd heel vaak het Hebreeuwse gedachtegoed van de Bijbelschrijvers geweld aangedaan. Hier is geen sprake van kwaadwilligheid, maar eerder van de macht der gewoonte. Al vele eeuwenlang worden bepaalde teksten op een bepaalde manier vertaald. Hier is met goed fatsoen niet meer van af te wijken. Op den duur is het op een bepaalde manier vertalen zo ingeslepen, dat men niet meer instaat is om andere mogelijke vertalingen op te merken. In de sociologie wordt dit padafhankelijkheid genoemd.

4.3.1 Gedoopt in de heilige Geest

Mattheüs 3:11 (Marcus 1: 8, Lucas 3: 22 en Johannes 1: 33)

Ik doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.

Mensen worden niet gedoopt in “de” heilige Geest maar in heilige Geest. Jezus is namens JHWH de doper in heilige Geest. Zoals mensen bij de waterdoop ondergedompeld worden in water, worden zij door Jezus namens JHWH ondergedompeld in Geest van God.

In de Griekse grondtekst wordt gesproken van het worden ondergedompeld of ontvangen van heilige Geest. In veel vertalingen wordt ten onrechte op vele plaatsen in het Nieuwe Testament het woord “de” toegevoegd. Dan staat er dus dat iemand gedoopt wordt in de heilige Geest of de heilige Geest ontvangt. Deze foutieve vertaling komt voort uit de leer van de drie-eenheid dat de heilige Geest een aparte persoonlijkheid is naast JHWH. Deze aparte persoonlijkheid neemt dan zijn intrek bij een Christen. Dit is een foutieve voorstelling van zaken. De Bijbelse voorstelling is dat iemand wordt doordrenkt van Geest van JHWH.

4.3.2 Proloog van het evangelie van Johannes

De proloog van het Johannes evangelie is door bijna alle vertalers vertaald met de bril op van de drie-eenheid. De Herziene Statenvertaling is hiervan een voorbeeld. Jezus wordt dan als God voorgesteld, gelijk aan JHWH. Deze voorstelling van zaken doet de bedoelingen van Johannes veel geweld aan. Nergens in zijn schrijven heeft Johannes ooit Jezus voorgesteld als de incarnatie van JHWH. Heel helder schrijft hij dat Jezus dezelfde God heeft als zijn discipelen.

Als er meer letterlijk naar de grondtekst wordt vertaald dan komt er een heel andere tekst tevoorschijn. Daar wordt klip en klaar een heel andere boodschap gebracht. De vertaling naar de grondtekst is hierna voor een paar verzen weergegeven (zie ook paragraaf 9.2):

Johannes 1:1, 2 en 14

  1. In een begin was het woord en het woord was bij de ene God, en God was het woord.
    Dit was in aanvang bij de ene God.
  2. Alle dingen zijn erdoor geworden, en zonder het [woord] is niet één ding geworden dat geworden is.
  3. Johannes getuigt over hem en heeft geroepen zeggende: Hij die na mij komt, is me voorbijgestreefd, want hij was aanzienlijker dan ik.

De Ene God
De traditionele vertalingen zoals die van de Herziene Statenvertaling vertalen Johannes 1:1 en 2 met: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God.”

Echter in de grondtekst staat niet “het Woord was bij God” maar het woord was bij dé God. “De God” is een aanduiding voor de Ene en Waarachtige God, JHWH. Vervolgens staat er niet “het Woord was God” maar er staat in de grondtekst: God was het woord. Het gaat hier weer om dé Ene God JHWH die zich één verklaart met zijn woord. Johannes 1:1 sluit weer af met: Dit was in aanvang bij de God. Dit is de tweede verwijzing in deze tekst naar de Ene God, JHWH. Door Zijn woord is alles geschapen en zonder dat is er niets geschapen. Hiervan getuigt de schrift op talrijke plaatsen. Bijvoorbeeld:

  • Door het Woord van JHWH is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht. (Psalm 33:6)
  • Laat heel de aarde voor JHWH vrezen, laat alle bewoners van de wereld bevreesd zijn voor Hem. Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er. (Psalm 33:8-9)

De opvatting dat hier met het woord Jezus wordt bedoeld is een foute gedachte die voortkomt uit verkeerd vertalen en niet begrijpen van de Hebreeuwse manier van denken. De meest bizarre vertaling van de eerste verzen van het Johannes evangelie zijn te vinden in de Bijbel in Gewone Taal. Daar staat: “In het begin was Gods Zoon er al”. Deze vertaling hoort echt in de prullenbak thuis.

Eerste in rangorde

De traditionele vertalingen zoals die van de Herziene Statenvertaling vertalen Johannes 1:14 met: Johannes getuigt van Hem en heeft geroepen: “Híj was het van Wie ik zei: Deze Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was er eerder dan ik.”

In de grondtekst staat voor het woord “eerder” het Griekse woord “protos “. Dit woord kan twee betekenissen hebben namelijk:

  • Eerste in rang, de meest aanzienlijke, de voornaamste;
  • Eerste in tijd, eerder.

Op heel veel plaatsen in het Nieuwe Testament wordt protos vertaald met eerste in rang (Mattheüs 10:2, 20:27, 22:38; Markus 6:21, 9:35, 10:44, 12:28-29; Lukas 19:47; Handelingen 13:50, 16:12, 17:4, 25:2, 28:7, 28:17 en 1 Timotheüs 1:15). Daarom zou de vertaling van de grondtekst moeten luiden:

Johannes 1:14:

Johannes getuigt over hem en heeft geroepen zeggende: Hij die na mij komt, is mij voorbijgestreefd, want hij was aanzienlijker dan ik.

Jezus is meer in rang dan Johannes de doper. Immers Johannes de doper zegt van Jezus in Mattheüs 3:11: “… ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen”.

In de traditionele vertalingen heeft men ten onrechte bij het woord protos gedacht aan: eerste in tijd. Dit leidt dan tot de tekst die meldt dat Jezus er voor Johannes al was. Maar dit idee wordt in de evangeliën die het verhaal van Johannes de doper vertellen (Mattheüs 3, Marcus 1, Lukas 3) nergens bevestigd. Het is een vertaling met de bril van de drie-eenheid op.

4.3.3 Hoofdletters

In de proloog van het Johannes evangelie hebben wij gezien dat in vers 1 “Woord” ten onrechte wordt opgevat als verwijzing naar Jezus. De consequentie van deze foutieve zienswijze is dat ook in het Oude Testament op diverse plaatsen woord met een hoofdletter wordt geschreven om aan te geven dat het om de Messias gaat, ook als dit zeker niet het geval is. Bijvoorbeeld:

Psalm 33:6
Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.
Woord heeft hier betrekking op het spreken van God bij de schepping zoals verwoord in Genesis 1.

Jesaja 40:8
Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.
Woord heeft hier betrekking op alles wat God gesproken heeft, ook de woorden van de profeten, van Jezus en van zijn apostelen. Woord kan daarom opgevat worden als evangelie (zie 1 Petrus 1:25).

Een ander voorbeeld van het onterechte gebruik van hoofdletters heeft te maken met de uitdrukking: “de Engel van de HEERE”. De meeste vertalers denken dat met de Engel van JHWH Jezus wordt bedoeld en schrijven daarom engel met een hoofdletter. Voorbeelden hiervan zijn: Genesis 16:7, Genesis 22:11 en Exodus 3:2. Ook in Zacharia 1:11 komt een engel voor waarvan de vertalers denken dat het Jezus is.
Echter, in al deze teksten komt in de grondtekst het bepaald lidwoord “de” niet voor. Het is een onterechte invoeging van de vertalers. Er staat in deze teksten gewoon: een engel van JHWH. Dus bij de roeping van Mozes in Exodus 3:2 verschijnt een engel van JHWH in een vuurvlam in het midden van een doornstruik.

4.3.4 Het zetten van leestekens

Soms worden leestekens zodanig gezet dat de leer van de drie-eenheid tevoorschijn komt, ook al wordt de betekenis van de tekst er geweld mee aangedaan.

Romeinen 9:5

Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!

Omdat het Grieks geen leestekens kent, kan deze tekst op drie verschillende manieren worden vertaald:

  1. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!
  2. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen die boven alles is. God is te prijzen tot in eeuwigheid. Amen.
  3. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen. God die boven alles is, is te prijzen tot in eeuwigheid. Amen.

De meeste vertalingen zoals ook de Herziene Statenvertaling kiezen voor mogelijkheid 1 omdat die vertaling past bij de leer van de drie-eenheid. Deze tekst wordt door trinitariërs als bewijs voor de drie-eenheid aangehaald. De andere twee vertalingen verwijzen naar een typisch joodse lofprijzing “Gezegend is JHWH, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid”. Deze typisch joodse lofprijzing komen wij in de hele Bijbel tegen, bijvoorbeeld in Psalmen 41:14. Bij alle Bijbelschrijvers heeft het Griekse woord dat vertaald wordt met geprezen of gezegend, altijd betrekking op God de Vader, De Eeuwige en niet op Jezus. Dit zien wij bijvoorbeeld in Marcus 14:61, Lukas 1:68, Romeinen 1:25, 2 Korintiërs 1:3, Efeziërs 1:3 en 1 Petrus 1:3.

Hoewel vertaling 1 dus grammaticaal correct is, moet die toch als fout worden afgewezen omdat God de Vader altijd de gezegende is en niet Jezus. Deze tekst kan daarom niet als bewijs dienen voor de leer van de drie-eenheid.

4.3.5 Een kind is ons geboren

Jesaja 9:5

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

Deze tekst wordt door trinitariërs gebruikt als bewijs dat Jezus gelijk is aan God de Vader. Maar ook deze vertaling toon sporen van de leer van de drie-eenheid. De belangrijkste punten van kritiek zijn:

  • Het Hebreeuwse woord “el” wordt vertaald met God. In het Hebreeuws denken is het onbestaanbaar dat God geboren zou worden. Maar “el” kan ook vertaald worden met machtige man en dat is hier beter van toepassing;
  • Het Hebreeuwse woord “sar” is vertaald met vredevorst. Maar “sar” betekent prins, heerser, leider, chef. Hierbij gaat het altijd om een afgeleide macht. In dit geval heeft Jezus een van JHWH afgeleide macht.
  • Eeuwige Vader is verkeerd vertaald. Het moet zijn: Vader van het (komende) tijdperk. In het Hebreeuwse denken wordt de term “vader” gebruikt voor eenieder die de eerste of de grondlegger van iets was, of voor iemand die om bepaalde reden belangrijk was. Zie bijvoorbeeld Genesis 4:20 waar Jubal de vader wordt genoemd van allen die in tenten bij de kudde woonden en Jubal wordt in Genesis 4:21 de vader genoemd van allen die citer en fluit bespelen. Ook de term “eeuwig” kan beter worden vertaald met tijdperk. Jezus is dus niet de Eeuwige Vader maar grondlegger van een tijdperk.

Een mooie vertaling die meer recht doet aan het Hebreeuws denken van Jesaja zou kunnen zijn:

Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven. En gezag heeft zich op zijn schouders gevestigd. Hij is genoemd: de machtige naam plant genade, de grondlegger van een tijdperk, een vreedzame heerser.

In de traditionele vertalingen wordt Jezus Eeuwige Vader genoemd. Nergens anders wordt Jezus in de Bijbel vader genoemd. Wij hebben hier te maken met een eenzame tekst. Hierover gaat het volgende principe.

5. Twee of drie getuigen

5.1 Beschrijving principe 5

Soms wordt een bepaalde Bijbeluitleg gebaseerd op één tekst, terwijl er vele teksten over hetzelfde onderwerp zijn die een heel ander geluid laten horen. De Bijbel draagt voor de rechtspraak het principe aan dat iets waar is als er twee of drie getuigen zijn. De Bijbel zelf is ook onderworpen aan dit principe. Dus een uitspraak over een bepaald onderwerp is waar als deze door minimaal twee of drie andere Bijbelteksten wordt bevestigd.

Principe 5:

Een Bijbeltekst is alleen waar als die door andere Bijbelteksten wordt bevestigd.

5.2 Eenzame teksten

5.2.1 Consequenties

Het principe van twee of drie getuigen heeft vergaande consequenties. Indien een Bijbeltekst of de uitleg daarvan uniek is, dat wil zeggen er zijn geen andere Bijbelteksten met een vergelijkbare inhoud en uitleg, dan is uiterste voorzichtigheid geboden. Men dient op de hoede te zijn bij dergelijke “eenzame teksten”. Een goede raad is een dergelijke Bijbeltekst of uitleg naast zich neer te leggen tot er meer duidelijkheid is. Er kunnen verschillende zaken met zo’n eenzame tekst aan de hand zijn:

  • De tekst is verkeerd vertaald en daardoor uniek. Wij hebben in paragraaf 4.3.2 gezien dat dit het geval is met Johannes 1:1;
  • De tekst is in de eerste eeuwen van het Christendom aangepast om een on-Bijbelse leer te onderbouwen. Dit is het geval met de doopformule (zie paragraaf 4.2.3);
  • De tekst wordt verkeerd uitgelegd en wordt daardoor uniek. In de volgende twee paragrafen geef ik voorbeelden hiervan;
  • Daarnaast zijn er eenzame teksten waar niets mee aan de hand is. Zij kunnen niet met andere teksten worden vergeleken. Daarom is voorzichtigheid geraden.

5.2.2 In zonde ontvangen en geboren

Al sinds de vierde eeuw na Chr. wordt in de kerk de erfzonde geleerd. De kerkvader Augustinus was hiervan een belangrijke leraar. De leer van de erfzonde is met name gebaseerd op de volgende tekst:

Psalm 51:7:

In zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.

Een veel meer voor de hand liggende uitleg van deze tekst is dat David het resultaat was van een buitenechtelijke relatie. Deze uitleg past beter in de context van Psalm 51 die gaat over het overspel van David met Bathseba. Het verklaart ook waarom vader Isaï pas met David op de proppen kwam toen Samuel vroeg of hij nog meer zonen had. Blijkbaar had Isaï wat voor de profeet te verbergen. Ook verklaart het waarom de naam van de moeder van David niet in de Bijbel voorkomt. Deze uitleg sluit ook beter aan bij het volgende principe (principe 6), namelijk dat in eerste instantie zo veel mogelijk uitgegaan moet worden van de letterlijke betekenis van de tekst.

5.2.3 De heilige Geest voorgesteld als persoon

In Johannes 14:16 en 17 stelt Jezus de heilige Geest als een persoon voor: de Trooster of beter vertaald de Raadsman.

Johannes 14:16-17

En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.

Dit is de enige plaats in de Bijbel waar de heilige Geest als een persoon wordt voorgesteld. Overal elders wordt de term heilige Geest gebruikt als een synoniem voor God, geest van God en Geest. Daarom gaat het hier om een personificatie en niet om een echt persoon.

Jezus zegt dat de Trooster de leegte opvult die door Zijn vertrek naar de Vader zou ontstaan. Door deze Trooster zal hij nog steeds aanwezig zijn bij zijn volgelingen. Een dergelijke personificatie komt in de Bijbel vaker voor. Zo worden in Spreuken 7-9 de wijsheid en de dwaasheid voorgesteld als twee vrouwen.

Dat de heilige Geest geen apart persoon is, maar alleen een synoniem voor de werkzaamheid van de geest van JHWH op aarde, blijkt bijvoorbeeld ook in het Bijbelboek Openbaring. Johannes kijkt in een visioen in de hemel. Daar ziet hij de tronen voor JHWH, Jezus en de oudsten, maar niet voor de heilige Geest.

5.2.4 Christus de meereizende rots

Paulus schrijft dat in de tijd van het volk Israël tijdens de reis door de woestijn, er een rots was die het volk water gaf en die met hen mee ging.

1 Korinthe 10:4

…. en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.

Deze tekst wordt ten onrechte door trinitariërs gebruikt om aan te tonen dat Jezus al voor zijn geboorte bestond. Dit is een eenzame tekst. Nergens in de Tenach staat er zoiets als een mee reizende rots die het volk in de woestijn van water voorzag. Het is een verhaal dat komt uit de mondelinge overleveringen (Midrasj Raba Wajikra 1:2). Of een midrasj berust op een historisch feit is vaak van minder belang. In deze midrasj gaat het er om een Bijbels principe te verduidelijken. Zoals het volk Israël tot twee keer toe water dronk uit de rots, zo is geestelijk gezien Jezus de rots die ons stromen van levend water geeft en door de heilige Geest altijd bij ons is, met ons meereist. De conclusie luidt: de traditionele uitleg van deze tekst – dat Jezus al voor zijn geboorte bestond – is foutief.

6. De Pardes

6.1 Beschrijving principe 6

In de derde eeuw voor onze jaartelling is de wijze van interpretatie van de Tenach vastgesteld. Ook de schrijvers van het Nieuwe Testament hielden zich aan deze regels. Deze wijze van Bijbelinterpretatie heet de Pardes. Er zijn vier niveaus van interpretatie. Op ieder niveau wordt een Bijbeltekst weer dieper uitgelegd. Hierbij geldt dat de uitleg op de verschillende niveaus niet met elkaar in tegenspraak mogen zijn. De afzonderlijke Bijbelteksten lijken op stukjes van een grote puzzel. Door de Pardes passen de stukjes in elkaar en ontstaat het totale plaatje.

Principe 6

Door de methode van de Pardes wordt de samenhang en een diepere betekenis van Bijbelteksten vastgesteld.

Hierna beschrijf ik de verschillende niveaus van Bijbeluitleg van de Pardes. In hoofdstuk 8 worden een paar Bijbelteksten uitgelegd op de verschillende niveaus van de Pardes. Dan wordt ook duidelijk dat de uitleg van een tekst vele aspecten heeft, dit in tegenstelling tot de Griekse manier van denken over de waarheid die meer één dimensionaal is. Daar is iets waar of niet waar.

6.2 Pashat

De Pashat is de duidelijke, eenvoudige, directe betekenis van de tekst. Het is de normale betekenis die voorkomt uit de gebruikelijke betekenis van de woorden. Het is de eenvoudige letterlijke tekst.

Voor de Pardes geldt dat hoe je een tekst ook verder uitlegt, de letterlijke uitleg van de Pashat blijft altijd geldig. Een uitleg op een ander niveau mag nooit in strijd zijn met de Pashat.

Wel moet worden vastgesteld of een tekst letterlijk dan wel figuurlijk is bedoeld. Een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik:

Spreuken 18:10:

De Naam van de HEERE is een sterke toren, een rechtvaardige snelt daarheen en wordt in een veilige vesting gezet.

De vuistregel is dat een tekst figuratief is als de letterlijke betekenis onmogelijk of niet reëel is. Alle andere teksten moeten altijd letterlijk worden opgevat. De letterlijke betekenis van een Bijbeltekst (Pashat) is de basis van de Bijbelinterpretatie. Hoe je een tekst ook uitlegt, de Pashat van een tekst blijft altijd geldig. Een uitleg op een ander niveau kan nooit in strijd zijn met de Pashat.

Een voorbeeld van de geldigheid van de Pashat. In de Bijbel komt meer dan honderd keer voor dat mensen die de Eeuwige willen dienen de sjabbat moeten vieren als een dag van rust. Nu zijn er sommigen die beweren dat, als je je bekeerd hebt en wedergeboren bent, je de rust van God bent binnen gegaan. Hierbij wordt verwezen naar Hebreeën 4. Je behoeft daarom de sjabbat niet meer te vieren, zo is de redenering. Hier wordt dus aan de sjabbat een diepere betekenis gegeven, namelijk de rust die God geeft na je bekering en wedergeboorte. Dit is op zich juist echter het is onjuist om dan de conclusie te trekken dat de sjabbat niet meer geldt. Want de diepere betekenis heft nooit de letterlijke betekenis, de Pashat, op.

 

6.3 Remez

Dit is de betekenis waar de teksten op zinspelen, ofschoon dit niet duidelijk wordt aangegeven in de tekst. Het is de betekenis net voorbij de letterlijke tekst. Het is ook de impliciete betekenis van de tekst. De Remez wordt verkregen bijvoorbeeld door:

  • Het trekken van logische conclusies uit de Pashat. Dit gaat bijvoorbeeld via de regels van Hillel. In hoofdstuk 7 ga ik hier dieper op in;
  • Eigenaardigheden in de tekst die zinspelen op een diepere waarheid dan die van de Pashat;
  • Plaatsen waar hetzelfde woord of begrip in een tekst voorkomt waardoor het inzicht van de Pashat wordt verdiept;
  • De getalswaarde van een woord;
  • Hebreeuwse woorden waarvan de stam twee van de drie tekens gemeen hebben.

Zonder Pashat is er geen geldige Remez. Dit is belangrijk, immers als er niet is nagedacht over de Pashat, hoe weet je dan dat de uitleg op het diepere niveau van Remez niet in strijd is met de Pashat? In christelijke kringen heeft men de gewoonte van de Grieken overgenomen om heel veel teksten te “vergeestelijken” door middel van het toepassen van de allegorie. Vraag is nu: is deze vergeestelijking via de goede regels gedaan en is zij in overeenstemming met de Pashat? Zo niet dan is deze vergeestelijking ongeldig. In hoofdstuk 8 geef ik hier verschillende voorbeelden van.

6.4 Drash

Dit woord betekent associatie. Hieraan moet iemand denken als hij de tekst leest. Door de associatie wordt de ene tekst in verband gebracht met de andere. De Drash verklaart daarom niet alleen de betreffende tekst, maar ook andere teksten. Dan wordt duidelijk wat eerder niet duidelijk was.

Met associatie bedoel ik: het elkaar in verband brengen van verschillende dingen, zoals dat in de tijd van Jezus en de apostelen werd gedaan. De associatie moet dus aansluiten op hun belevingswereld:

  • Bepaalde passages uit de Tenach;
  • Bepaalde interpretaties van begrippen zoals die eerder in de schrift voorkomen;
  • Een bekende alledaagse situatie uit de tijd dat de betreffende tekst werd opgeschreven;
  • Woorden die op basis van hun klank in het Hebreeuws op elkaar lijken.

Alleen door een Hebreeuwse wijze van associatie kan een (diepere) betekenis van een tekst worden blootgelegd. Dit staat haaks op de binnen christelijke kringen gebruikelijke allegorische Bijbeluitleg om aan teksten een diepere betekenis te geven. Bij allegorie is in feite de fantasie het enige houvast.

6.5 Sod

Dit is de geheime betekenis die alleen door openbaring aan ingewijden kan worden verkregen en die alleen door ingewijden begrepen kan worden. Een voorbeeld hiervan is Openbaring 13:18, met betrekking tot het “beest” en het getal “666”. Paulus heeft het af en toe over geheimenissen. Dergelijke geheimenissen gaan over een Bijbelinterpretatie op het niveau van de Sod. Een voorbeeld treffen wij aan in Romeinen 11:24 en 25. Daarin legt Paulus een uitspraak van Jezus in Lucas 21:24 op Sod niveau uit. Alleen door openbaring kan de diepste betekenis van een tekst worden begrepen.

7. De regels van Hillel

7.1 Beschrijving van principe 7

Hillel was een bekende farizeeër in de eerste eeuw voor Christus. Gamaliël, de leraar van Paulus was een kleinzoon van deze man. Hij wilde graag op een verantwoorde wijze conclusies trekken uit de Tenach. Hij definieerde hiervoor zeven regels. In de tijd van Jezus en de apostelen waren deze regels alom bekend. Ook Jezus en de apostelen maakten er gebruik van. Ik behandel hier alleen de eerste en de zevende regel, omdat die veel foutieve Bijbeluitleg aan de kaak stellen.

Daarnaast behandel ik ook een regel, de Hekkesh, die weliswaar niet van Hillel afkomstig is, maar eenzelfde wijze van conclusie trekken heeft.

Principe 7:

Trek waar mogelijk altijd conclusies overeenkomstig de regels van Hillel en de Hekkesh.

  • Qal V’Khomer: licht en zwaar (regel 1);
  • Davar ha-ailmad me-inyano: context (regel 7)
  • Hekkesh: twee teksten combineren

7.2 Qal V’Khomer, de eerste regel van Hillel

Deze eerste regel van Hillel heeft betrekking op het vergelijken van twee gelijksoortige zaken waarbij één zaak een grotere waarde/ invloed heeft dan de andere. De ene zaak is dus belangrijker dan de andere; het gaat hier dus niet om tegenstellingen zoals goed of fout en slecht of goed. Met andere woorden: als iets wat licht is al geldt, hoeveel te meer zal iets wat zwaar is gelden.

Dit principe wordt in veel Bijbelteksten toegepast door de schrijvers van het nieuwe testament. Het is soms te herkennen aan de formulering: “hoeveel te meer”. Twee voorbeelden:

Romeinen 11:24

Want als u afgehouwen bent uit de olijfboom die van nature wild was, en tegen de natuur in op de tamme olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom.

Mattheüs 7:11

Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden.

De term “hoeveel te meer” wordt lang niet altijd gebruikt terwijl er toch sprake is van Qal V’Khomer. Vooral Paulus maakt er veel gebruik van. Als je niet doorkneed bent in de manier van redeneren van de farizeeën is Qal V’Khomer moeilijk te herkennen met als resultaat een foutieve interpretatie van de Bijbeltekst.

Maar ook wij kunnen deze regel toepassen. Ik geef nog een voorbeeld. Tegenwoordig zijn er steeds meer christenen die de Bijbelse feesten van Leviticus 23 gaan vieren. Ook Pesach hoort bij die feesten. Nu is er een probleem, want er staat dat vreemdelingen, dat zijn mensen die niet besneden zijn, niet van de Pesachmaaltijd mogen eten (Exodus 12:43). Omdat de meeste christenen niet zoals de Joden besneden zijn, doet zich de vraag voor of christenen dit feest wel mogen vieren? Het toepassen van Qal V’Khomer geeft een helder antwoord: Indien iemand die door een mens naar het vlees besneden is, al Pesach mag vieren, hoeveel te meer iemand die door de Eeuwige naar het hart besneden is. Immers de Eeuwige is meer dan een mens en het hart is meer dan de voorhuid.

Ik geef een ander voorbeeld van Qal V’Khomer. Wij mogen Jezus god noemen hoewel wij daarmee niet JHWH de Eeuwige bedoelen. Immers als Mozes die een mens was die gezondigd had, al god genoemd werd, hoeveel te meer mogen wij Jezus god noemen die zonder zonde was en door de Bijbel aangeduid wordt als meer dan Mozes. De Bijbel noemt Jezus alleen bij hoge uitzondering gGod. Blijkbaar om te voorkomen dat God, de Eeuwige en Jezus met elkaar verward worden. Zo’n uitzondering vinden wij in Hebreeën 1:9.

7.3 Davar ha-ailmad me-inyano, de zevende regel van Hillel

Om een Bijbeltekst te kunnen begrijpen moet deze in de context worden uitgelegd. Dit betekent dat wij letten op zaken als:

  • Wie was de schrijver?
  • Wat waren zijn omstandigheden?
  • Voor wie is de Bijbeltekst bedoeld?
  • Wat was het probleem waarop de Bijbeltekst betrekking heeft?
  • Welke aspecten zijn bij het probleem betrokken?
  • Zijn er dingen gebeurd waarmee rekening moet worden gehouden bij de uitleg?
  • Wat staat elders in de Bijbel over dergelijke personen of situaties?

Dit leidt tot de zevende regel van Hillel: Een Bijbeltekst moet altijd geïnterpreteerd worden in de context. Deze regel is feitelijk één van de meest fundamentele en belangrijke regels bij Bijbeluitleg omdat heel vaak Bijbelteksten buiten de context worden uitgelegd. Er is dan sprake van misbruik van Bijbelteksten.

Hierbij moet worden aangetekend dat ieder onderdeel van een Bijbeltekst belangrijk is. Geen tittel of jota is in de Bijbel zonder reden neergeschreven. Alles, zelfs het kleinste detail heeft een bedoeling. Het kan zijn dat onderdelen van de Bijbeltekst niet worden begrepen. De oplossing is nooit deze tekst of een bepaald onderdeel van een tekst te negeren met de gedachte dat het niet belangrijk zou zijn. Je mist dan een deel van de betekenis van de tekst of, erger nog, je interpreteert de tekst verkeerd.

Een andere serieuze valkuil bij het interpreteren in de context is: de indeling van de Bijbel in hoofdstukken, perikopen en verzen. In de grondteksten van de Bijbelboeken ontbreekt deze indeling. De context trekt zich vaak niets van deze indeling aan. Daarom kan deze indeling de interpretatie bemoeilijken.

Er wordt van uitgegaan dat Stephen Langton, een Engelse geestelijke die later aartsbisschop van Canterbury werd, de Bijbelboeken in hoofdstukken heeft ingedeeld. Dat deed hij aan het begin van de 13de eeuw toen hij leraar aan de Universiteit van Parijs was. Robert Étienne, een Frans geleerde en drukker, maakte het ons halverwege de 16de eeuw nog makkelijker. Hij wilde het onderzoeken van de Bijbel populairder maken. Hij besefte hoe belangrijk het was één systeem te hebben met zowel genummerde hoofdstukken als genummerde verzen. Dus introduceerde hij de nummering van de Bijbelverzen.

7.4 Hekkesh

Hoewel het niet voorkomt in de lijst van zeven uitlegkundige regels van Hillel of in de uitgebreidere versie hiervan van rabbi Ishmael, is er ook nog een belangrijke rabbijnse interpretatiemethode genaamd Hekkesh. “Hekkesh” betekent letterlijk: “twee stenen tegen elkaar slaan”, wat een metafoor is voor het vergelijken van twee verzen die hetzelfde woordgebruik in dezelfde passage hebben om iets te leren wat voordien niet bekend was. De Hekkesh leidt tot een compleet nieuwe leerstelling die in beide verzen nog niet te vinden is.

Ook Jezus hanteert de interpretatiemethode van de Hekkesh. Hij slaat de volgende twee teksten tegen elkaar.

  1. Deuteronomium 5:18
    Gij zult geen overspel plegen.
  2. Exodus 20:17
    U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienaar, noch zijn dienares, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.

Dit levert de volgende compleet nieuwe leer op:

Mattheüs 5:27 en 28

U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen (Deuteronomium 5:18). Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren (Exodus 20:17), in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft.

Op dezelfde manier kun je de leerstelling ontwikkelen dat indien je de dood van een iemand, bijvoorbeeld een vreselijke tiran, zou willen (je begeert iemands leven), je reeds een moord hebt gepleegd.

 

8. Voorbeelden

8.1 Vergeven

De traditionele leer vertelt ons dat Jezus God is, omdat alleen God zonden kan vergeven. Dit is een foute leer en het napraten van Farizeeërs. Deze redenering zou het bewijs zijn dat Jezus de incarnatie van JHWH is. Maar kan alleen God zonden vergeven? Jezus geeft het antwoord.

Mattheus 18:21 en 22

Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zevenmaal.

8.1.1 Hebreeuwse uitleg

Pashat
Je moet heel vaak vergeven.

Remez

  • Het getal zeven associeert met de zevende dag, de sjabbat. Dit is de dag dat de Eeuwige rustte. Een Hebreeër zal onmiddellijk begrijpen dat vergeven samenhangt met in de rust van de Eeuwige zijn.
  • Zeventig heeft te maken met volheid. Vergeven doe je dus heel vaak, maar er is een volheid aan de zonde. Daarna is er geen vergeving meer, maar komt straf. Die volheid ligt heel ver weg.
  • Zeventig maal zevenmaal associeert met Lamech (Genesis 4:24). Lamech was een man met een heel kort lontje. Als je hem ook maar een strobreed in de weg legde, dan nam hij zeventig maal zevenmaal wraak. Jezus verwijst hiernaar.

Drash

  • Jezus geeft aan dat je een tegenovergestelde houding van Lamech moet hebben. Je moet een houding hebben van heel grote verdraagzaamheid, zachtmoedigheid en geduld.
  • Dit is ook de houding die God tegenover het volk Israël en ons heeft:
    Joël 2:13
    En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad.
  • Dat wordt ook prachtig verwoord in Mattheüs:
    Mattheüs 18:27 en 33
    En de heer van deze dienaar was innerlijk met ontferming bewogen, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt. Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw mededienaar, zoals ik ook medelijden met u had?
  • Een zachtmoedig en geduldig mens heeft medelijden en vergeeft veelvuldig. Zo iemand zal ook door God veelvuldig worden vergeven.
  • Maar Deuteronomium 11 vertelt van zegen en vloek. Voortdurende ongehoorzaamheid leidt tot straf (Deuteronomium 28). Vloek betekent niet alleen geen vergeving van zonde maar ook nog zwaardere bestraffing van JHWH. Ook nu geldt de Tora nog steeds voor christenen.

Sod

Wij moeten Jezus in alles navolgen. Jezus vergaf zonde, maar rekende ze soms ook toe.

Johannes 20:21-23
Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En nadat Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest. Als u iemands zonden vergeeft, worden ze hem vergeven; als u ze hem toerekent, blijven ze hem toegerekend.

Vaak moet je zonde vergeven en soms moet je zonde toerekenen. De heilige Geest moet je daarin leiden.

8.1.2 Gebruikelijke uitleg en conclusies

De term “zeventig maal zeven maal” wordt in de meeste christelijke kringen opgevat als een allegorie voor oneindig vaak. Hieruit is de theologie ontstaan dat je, wat er ook gebeurt, moet vergeven, ook als de zondaar er niet om vraagt.

Deze traditionele uitleg is in strijd met de volgende principes:

  • Principe 1:
    Het is niet geopenbaard dat God altijd alle zonden vergeeft en dat wij ook altijd alle zonden moeten vergeven. Wel is het zo dat wij het kwade nooit iemand mogen toerekenen. Dus zonde die tegen je gedaan wordt, mag bij jou nooit leiden tot bitterheid, haat en wrok.
  • Principe 5: Deze tekst zo uitgelegd, is een eenzame tekst die niet door andere teksten wordt bevestigd.
  • Principes 6. Inzicht is niet verkregen door de juiste Hebreeuwse uitleg (Remez en Drash) te volgen. De associatie dat zeventig maal zevenmaal voor oneindig veel staat, is niet juist. Er wordt niet oneindig vaak vergeven. Opmerkelijk is dat Jezus niet wilde dat de zonden van de leiders van het volk hen vergeven zouden worden (Johannes 12:40). Jezus vergeeft dus niet altijd. Ook God vergaf het volk Israël haar zonden heel vaak, maar er was een volheid van zonden die uiteindelijk leidde tot de Babylonische ballingschap.

Met de traditionele uitleg wordt de kern van de zaak gemist namelijk in de rust van de Eeuwige zijn en een gesteldheid hebben van zeer grote verdraagzaamheid, zachtmoedigheid en geduld.

8.2 Het woord

De proloog van het Johannes evangelie is geschreven in de stijl van de Pardes. Centraal staat het thema: de Ene God die door Zijn woord alles tot stand brengt. Bij het uitwerken van deze Pardes gaan wij uit van een vertaling van Johannes 1:1-14 die heel dicht bij de Griekse grondtekst staat en aansluit bij de Hebreeuwse denkwereld uit de tijd van Jezus en de apostelen.

Johannes 1:1, 2 en 14

  1. In een begin was het woord en het woord was bij de ene God, en God was het woord.
    Dit was in aanvang bij de ene God.
  2. Alle dingen zijn erdoor geworden, en zonder het (woord) is niet één ding geworden dat geworden is.
  3. In het (woord) was leven, en het leven was het licht der mensen.
  4. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.
  5. Er werd een mens, van God gezonden; zijn naam was Johannes.
  6. Deze kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen erdoor geloofden
  7. Niet deze was het licht, maar [hij was] om van het licht te getuigen.
  8. Het was het licht – het ware – dat verlicht ieder mens komende in de wereld.
  9. Het was in de wereld, en de wereld is erdoor geworden, en de wereld heeft het niet gekend.
  10. Het kwam tot het zijne, en de zijnen hebben het niet aangenomen.
  11. Maar zo velen die het hebben aangenomen, hun gaf het recht kinderen van God te worden, namelijk die in zijn naam geloven;
  12. die(de gelovigen in zijn naam) van hem die niet uit bloed noch uit wil van vlees noch uit wil van man werden verwekt, maar uit God geboren zijn.
  13. En het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.
  14. Johannes getuigt over hem en heeft geroepen zeggende: Hij die na mij komt, is me voorbijgestreefd, want hij was aanzienlijker dan ik.

8.2.1 Hebreeuwse uitleg

Typisch voor de uitleg van Bijbelteksten door de methode van de Pardes is dat een Bijbeltekst op meerdere wijze kan worden uitgelegd zonder dat uitleggingen elkaar tegenspreken. Dit is voor de Grieks denkende mens heel moeilijk te accepteren. Dat zien wij vooral als wij de Pardes gebruiken bij de uitleg van de proloog van het Johannes evangelie. Ook zien wij juist hier hoe vele teksten uit het Oude Testament meer betekenis krijgen door de methode van de Pardes.

Pashat
Het woord in Johannes 1 betekent precies wat er staat, namelijk het woord dat de ene God sprak en waardoor alles is ontstaan. Dit is de letterlijk betekenis. In de Griekse grondtekst staat niet “in het begin” maar” in begin“. Dit is de letterlijke vertaling vanuit het Hebreeuws van het eerste woord in de Bijbel bereshit wat betekent: in begin. Ook daar ontbreekt het bepaald lidwoord “de”. Johannes verwijst dus direct naar Genesis 1:1. Vers 1 begint met de woorden: In begin was het woord: Alles is met het woord van God begonnen. Er is niets dat niet zijn oorsprong vindt bij de Ene God (vers 2). En God vereenzelvigt zich met Zijn woord. Hij is de waarachtige en zijn woord is waarachtig (Psalm 119:160).

Remez

  • Met het woord wordt ook de Tora bedoeld. De Joden in de tijd van Jezus geloofden dat God voor dat Hij de wereld schiep, eerst de Tora opstelde. Het was Zijn Masterplan voor de schepping. Hier verwijst ook de uitdrukking “voor de grondlegging der wereld” naar. Vandaar dat erin vers 1 staat: “het woord was bij de Ene God” en “Dit was in aanvang bij de ene God”;
  • Met het woord van God moet natuurlijk ook gedacht worden aan de profeten die door de Geest van God geïnspireerd spraken. Zij spraken woorden van God. Heel veel van deze woorden hadden betrekking op de komende Messias. In vers 13 gaat het hier over (zie Sod).

Drash
De taal is heel associatief. Het verwijst naar bekende begrippen en situaties, zoals het woord is leven en licht voor de mensen:

  • In vers 4 wordt eerst gezegd dat het woord het leven is. Dit is een verwijzing naar Deuteronomium 30:16 waar staat dat wie zich aan Gods wetten en verordeningen (de Tora) houdt, zal leven;
  • In vers 4 wordt daarna gezegd dat het woord ook het licht der mensen is. Hier verwijst Johannes naar Psalm 119: 105: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Uw woord verwijst hier ook weer naar de Tora omdat psalm 119 helemaal betrekking heeft op de wet van God, de Tora. Hierop heeft de duisternis geen vat. Deze is en blijft en zal tot de voleinding van de wereld blijven gelden (Deuteronomium 12:28, Psalm 119:160).

Sod

In de verzen 8-14 openbaart Johannes wat eeuwenlang verborgen is geweest en die geopenbaard is geworden en waar hij getuige van is geweest: de Messias Jezus.

  • Woord in vers 13 verwijst naar alle teksten in de Tenach die betrekking hebben op de belofte van God om de Messias te zenden. Vlees slaat direct op de Messias. Er staat dus heel vrij vertaald zoiets als: Door de geboorte van de Messias is God Zijn woord nagekomen. Ook Jezus is voortgebracht door het woord van God. Ook Jezus hoort bij alles wat door het woord is geworden;
  • Jezus zelf wordt door Johannes ook het woord genoemd (1 Johannes 1:1). Jezus zegt op vele plaatsen dat hij niets uit zichzelf zegt. Alles wat hij doet wordt hem door de Vader gezegd, opgedragen. Jezus spreekt dus steeds woorden die God hem opdraagt te spreken. Vandaar dat Johannes hem ook het woord noemt;
  • Johannes noemt Jezus in vers 8 ook het waarachtige licht. Johannes haalt hier de woorden van Jezus aan: Ik ben het licht der wereld (Johannes 8:12);
  • Het waarachtige licht verwijst ook naar de Tora. De Tora wordt het waarachtige woord van God genoemd. Jezus wordt daarom ook de levende wet genoemd. Hij openbaarde hoe de wet nageleefd moest worden. Door de vervulling met Geest van God wordt bij zijn navolgers de wet van God in hun harten geschreven en zijn zij net als Jezus het licht der wereld (Mattheüs 5:14);
  • In vers 8 staat dat door Jezus de wereld is geworden. Dit heeft niets te maken met de schepping van de wereld, maar heeft betrekking op de grote veranderingen die hij realiseert in het leven van mensen die in hem geloven en die uit God geboren zijn (zie de verzen 9-12). Het in het Grieks gebruikte woord voor wereld is kosmos. Maar het Hebreeuwse woord voor wereld, erets, heeft soms een andere betekenis. Hier wordt met wereld, eretz, de inwoners van de aarde bedoeld (zie ook: Deuteronomium 32:1, Jeremia 6:19, Jeremia 22:29, Jesaja 1:2, Micha 1:2, Job 16:18). Vers 8 moet dus worden opgevat als: door Jezus zijn de inwoners van de aarde geworden. Dit wordt in de volgende verzen uitgewerkt.

8.2.2 Gebruikelijke uitleg en conclusies

De gebruikelijke uitleg is allegorisch van aard: waar in Johannes 1 “Woord” staat, wordt “Jezus” bedoeld en niet gewoon het woord dat God sprak. Deze allegorische uitleg vindt zijn oorsprong bij Philo van Alexandrië. Hij streefde ernaar om de Joodse godsdienst en de Griekse filosofie te integreren. Om dit te bereiken ging hij veel teksten uit de Tenach allegorisch uitleggen en verbond ze met Griekse begrippen. Dit deed hij ook met de begrippen Tora en logos. Het Griekse woord logos betekent: het woord, het scheppend principe. Philo van Alexandrië kwam er zodoende toe om de Tora ook als scheppend principe te zien. Verschillende Griekse goden zoals Hermes werden ook de “logos” genoemd. De kerkvaders die bijna zonder uitzonderingen geschoold waren in de Griekse filosofie, namen de allegorische denkwijze van Philo over en beschouwden het woord als scheppend principe dat niet betrekking had op Hermes maar op Jezus. Vervolgens wordt door een vertaling die geïnspireerd is door de leer van de drie-eenheid Jezus gelijkgesteld aan de Eeuwige God en medeschepper van de hemel en de aarde.

De proloog wordt traditioneel gelezen alsof er zou staan dat het woord Jezus is. Uitgaande van de Herziene Statenvertaling leest en begrijpt men dan het volgende:

Johannes 1:1-15

  1. In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Jezus was God.

Jezus was in het begin bij God.

  1. Alle dingen zijn door Jezus gemaakt, en zonder Jezus is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
  2. In Jezus was het leven en het leven was het licht van de mensen.
  3. En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.
  4. Er was een mens door God gezonden; zijn naam was Johannes.
  5. Hij kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
  6. Hij was het licht niet, maar was gezonden om van het licht te getuigen.
  7. Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht.
  8. Jezus was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.
  9. Jezus kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
  10. Maar allen die Jezus aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
  11. die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.
  12. En Jezus is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.
  13. Johannes getuigt van Jezus en heeft geroepen: Híj was het van Wie ik zei: Deze Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Jezus was er eerder dan ik.

Wij houden deze traditionele zienswijze op de proloog van het Johannes evangelie tegen de principes voor goede Bijbeluitleg aan. Dan moet worden geconcludeerd dat deze zienswijze in strijd is met de volgende principes:

  • Principe 1:
    Nergens is geopenbaard dat Jezus dezelfde is als de Ene God. Ook is niet geopenbaard dat Jezus in den beginne bij God was;
  • Principe 2:
    De uitleg gaat in tegen de Tora. Daar staat dat er maar één God is en dat die één is (Deuteronomium 6:4). Nergens in de Tora staat dat Jezus bij de schepping aanwezig was;
  • Principe 3:
    Het Griekse woord kosmos is vertaald met wereld. Echter het woord kosmos is een vertaling van het Hebreeuwse woord eretz dat hier betrekking heeft op mensen die veranderen door Jezus en niet op wereld die door Jezus zou zijn gemaakt. Nogmaals er is maar één Schepper van hemel en aarde door wie alle dingen ontstaan zijn en dat is JHWH;
  • Principe 4:
    De meeste traditionele vertalingen lijden aan een vooringenomen interpretatie geïnspireerd door de leer van de drie-eenheid. Er wordt niet vertaald maar geïnterpreteerd.
  • Principe 6:
    De proloog is heel duidelijk geïnspireerd door de Hebreeuwse denkwijze van de Pardes. Door direct in vers 1 Jezus als God en het woord te introduceren, wordt in plaats van de letterlijke uitleg van de Pashat de Griekse denkwijze van de allegorie geïntroduceerd en ontstaat een tekst die met diepgewortelde dwaling de drie-eenheid bevestigt.

Conclusie

Traditionele vertalingen zijn in strijd met de principes voor een goede Bijbeluitleg. Als je uitgaat van de grondtekst, onbevooroordeeld vertaalt en begrip hebt voor de denkwereld van de Hebreeërs in de tijd van het Nieuwe Testament, dan komt op geen enkele manier in de proloog van het Johannes evangelie de leer van de drie-eenheid naar voren.

8.3 Heeft Jezus de aarde geschapen?

Kolossenzen 1:15 en 16

Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.

8.3.1 Hebreeuwse uitleg

Pashat

  • Hem heeft betrekking op God. Ook elders in het schrijven van Paulus komen regelmatig verwijzingen voor naar zelfstandig naamwoorden die veel eerder in de tekst worden genoemd;
  • God heeft alle dingen geschapen, de zichtbare en de onzichtbare. Dat staat meer dan vijftig keer in de Tenach. Alles, ook Jezus de Messias, heeft tot doel: de eer en de glorie van God.
  • Jezus is de Eerstgeborene van heel de schepping. Dit is typisch een Hebreeuwse uitdrukking voor de hoogste, belangrijkste van heel de schepping (zie ook Psalm 89:28).
  • Hem slaat daarom op de onzichtbare God, de Eeuwige, de Schepper.
  • Jezus behoort zelf ook tot de schepping. Hij is de Zoon van God. Dat betekent letterlijk in het Hebreeuws: Hij die uit God gebouwd is. Hij komt dus uit God voort.

Kort samengevat staat er dus in deze tekst: Jezus is het beeld van de onzichtbare God en de hoogste van de schepping. Want God heeft de zichtbare en de onzichtbare dingen geschapen tot Zijn eer.

Remez en Drash

  • Jezus is net als Adam een afbeelding van God. Jezus heeft, in tegenstelling tot Adam, in alle dingen de Eeuwige volmaakt gediend. Hij wordt ook regelmatig de knecht van God genoemd en ook de shaliach dat is: de gezondene en de vertegenwoordiger van God.
  • De onzichtbare dingen worden opgesomd: de tronen, heerschappijen, overheden of machten. Die gaan zowel over aardse als over hemelse machthebbers.
  • Jezus is na de Eeuwige de hoogste machthebber zowel op aarde als in de hemel. Dit doet denken aan teksten als:
    • Korintiërs 11:3 waar Paulus de hiërarchie aangeeft: eerst God, dan Jezus, dan de man en de vrouw;
    • Hebreeën 1:4: Hij is zoveel meer geworden dan de engelen ….
  • Jezus heeft deze hoge positie van zijn hemelse Vader, de Eeuwige, gekregen (Mattheüs 28:18, Handelingen 2:36).

8.3.2 Gebruikelijke uitleg en conclusies

De gebruikelijke uitleg is dat hier staat dat Jezus de schepper van de hemel en de aarde is. En dat alle dingen door Hem en voor Hem zijn geschapen. Deze tekst wordt door de meeste kerken beschouwd als een bewijstekst voor de leer van de drie-eenheid.

Deze uitleg is in strijd met de Hebreeuwse zienswijze (Pardes) op deze tekst. Daarom kan deze tekst zo niet worden uitgelegd. Bovendien is deze uitleg in strijd met de volgende principes:

  • Principe 1:

Nergens in de Bijbel is geopenbaard dat Jezus de incarnatie is van God, de Eeuwige.

  • Principe 2:
    Deze uitleg is in strijd met de Tora. Daar staat keer op keer dat God de hemel en de aarde heeft geschapen en niet de Messias.
  • Principe 5:
    Als het woord Hem op Jezus zou slaan is dit de enige tekst die stelt dat Jezus de hemel en de aarde heeft geschapen. Als wij de teksten die verkeerd vertaald zijn (zoals de proloog van het Johannes evangelie) buiten beschouwing laten, is deze tekst een eenzame tekst en moet daarom terzijde worden gelegd.

8.4 De mens gaat naar zijn eeuwig huis. Zijn geest keert terug naar God

Prediker 12:5b en 7

De mens gaat immers naar zijn eeuwig huis: rouwklagers doen de ronde in de straat …… 

het stof terugkeert naar de aarde zoals het was, en de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.

8.4.1 De Hebreeuwse uitleg

Pashat

  • De term “zijn eeuwig huis” komt in diverse oude teksten uit het oude Nabije Oosten voor en betekent gewoon graf;
  • Het Hebreeuws heeft twee woorden voor geest: ruach en neshamah. In deze tekst staat voor het woord geest neshamah, wat betekent levensgeest of levensadem;
  • Dus de letterlijke betekenis in onze woorden is: de mens gaat immers naar het graf: rouwklagers doen de ronde in de straat ……. het stof terugkeert naar de aarde zoals het was, en de levensadem gaat terug naar God, die hem gegeven heeft.

Remez

  • Vers 7 verwijst naar Genesis 2:7 waar God van stof de mens maakt en de levensadem in hem blaast. De Eeuwige maakt de mensheid uit stof en blaast Zijn levensadem erin zodat de mens een levend wezen wordt. Als de mens sterft wordt alles weer zoals het ervoor was: hij blaast zij levensadem uit en zijn lichaam vergaat tot stof. In het Hebreeuws denken zijn veel dingen cyclisch.

Drash

  • De levensadem of levensgeest in de mensheid is van God afkomstig. Dit betekent dat het leven van ieder mens van Hem afkomstig is en ook dat ieder mens zijn eigendom en zijn maaksel is;
  • Prediker wijst in het vervolg van hoofdstuk 12 erop dat de mens vluchtig is, dat het leven snel voorbijgaat en dat je dus God moet dienen en je aan Zijn geboden moet houden, want je zult op de dag des oordeels – de dag van het gericht – verantwoording moeten afleggen van alles wat je hebt gedaan, hetzij goed hetzij kwaad.

Sod
Aan Prediker is geopenbaard dat er een opstanding der doden is. Er staat immers in vers 14: God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad. Dit heeft betrekking op het laatste oordeel.
Paulus noemt de opstanding der doden in 1 Korinthe 15:51 een geheimenis, dus een Sod.

8.4.2 Gebruikelijke uitleg en conclusies

Een veel gehoorde uitleg van deze teksten is als volgt. De mens die sterft gaat naar zijn eeuwig huis, dat is de hemel. Het lichaam van de mens vergaat tot stof en zijn geest gaat naar God in de hemel, zijn eeuwig huis. Of kort geformuleerd: het innerlijk van de mens, de ziel, gaat naar de hemel.

De wijdverbreide leer dat de geest of de ziel van de mens naar de hemel gaat, kan niet op deze tekst worden gebaseerd. Deze Griekse uitleg is in strijd met de volgende principes:

  • Principe 1: Nergens in de Bijbel is dit geopenbaard.
  • Principe 2: Het is in strijd met de Tora.
  • Principe 3: Het is in strijd met het Hebreeuws begrippenkader. Het woord geest in de grondtekst betekent levensadem en heeft niets te maken met het innerlijk, zijn ruach. Ook het woord eeuwig in het Hebreeuws betekent “een ongedefinieerde zeer lange tijd” en wijkt dus af van het Griekse begrip dat altoosdurend betekent.
  • Principe 4: Deze tekst, Grieks uitgelegd, wordt zo een eenzame tekst. Nergens anders vinden wij een Bijbelvers met eenzelfde betekenis.
  • Principe 6: Er is in feite geen Pashat, maar de tekst wordt ten onrechte direct allegorisch uitgelegd en dan is er dus geen geldige Remez. De associatie met Genesis 2:7 wordt niet gemaakt.

9. Nawoord

De kerkvaders afkomstig uit de Griekse filosofie en cultuur hebben ons beroofd van de Hebreeuwse wijze van denken en handelen van de apostelen. Zij hielden zich aan de wet van Mozes en leerden niets wat daar tegenin ging; zij vierden de sjabbat en de feesten van de Eeuwige uit Leviticus 23; zij beschouwden Jezus als hun oudste broer en hadden nog nooit van erfzonde gehoord; zij rafelden mensen niet uiteen in ziel en lichaam zoals de Grieken dat deden en verwachtten Jezus terugkomst als het moment waarop zij net als Jezus hemelse mensen zouden worden. Zij waren trouwe navolgers van Jezus: predikten het evangelie, vergaven zonden, genazen zieken, legden mensen de handen op voor de vervulling met heilige Geest en de wet van God was in hun hart geschreven. De prijs die zij betaalden was dezelfde als Jezus betaalde, hun leven en de beloning was ook eeuwig leven.

Maar het overgrote deel van de Christenheid heeft Jezus de positie gegeven van de almachtige, alwetende, eeuwige God. Zij zien zichzelf als mensen die doortrokken zijn van zonde, boosheid en slechtheid. Zij hebben de afstand in de geest tot Jezus zo groot mogelijk gemaakt. Hem in zijn voetsporen navolgen wordt dan volstrekt onmogelijk. De bewering dat christenen navolgers van Christus zijn, berust niet op realiteitszin.

Daarom is de leer van de drie-eenheid zo heel verschrikkelijk. Het ontneemt mensen het perspectief om echte navolgers van Jezus te kunnen zijn en net als hij vol te zijn van Gods Geest. Daarom moet met deze heel foute onlogische dwaalleer zo spoedig mogelijk worden afgerekend. Het is een leer die wel heel mooi lijkt, vol devotie. Paulus schrijft in 1 Timotheüs 4:1 dat in later tijden mensen zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen. Dat is hier aan de hand. De geschiedenis en vooral de concilies uit de vierde eeuw laten zien dat ook het tot stand komen van deze leer doortrokken is van staatsbelangen, geweld en manipulatie.

Als we teruggaan naar de Hebreeuwse wortels van de Bijbel, vastgelegd in zeven eenvoudige principes dan blijft er van de leer van de drie-eenheid niets over. Dezelfde principes zijn ook toegepast op andere dogma’s. Het resultaat was dat ook daarvan maar weinig overeind bleef staan. Heel veel Christelijk denken zal blijken niet verbonden te zijn met Hebreeuwse wortels, maar voort te komen uit de filosofie van Plato. Als je dit goed beseft, komen legio vragen in je op zoals;

  • Hoe kon het dat gedurende zo veel eeuwen zo veel toegewijde christenen ook na de reformatie in zo veel Roomse dogma’s zijn blijven geloven? Is de reformatie half werk geweest?
  • Moet er een nieuwe christelijke theologie en levenswandel worden ontwikkeld die wel gebaseerd zijn op de Hebreeuwse wortels?
  • Hoe krijg je christenen zo ver dat zij de Tora weer serieus gaan nemen?
  • Moeten wij de gewoonten en gebruiken van de religieuze Joden gaan navolgen om weer verbonden te worden met Hebreeuwse wortels?
  • En de belangrijkste van alle vragen: Hoe worden wij echte navolgers van Jezus de Messias?

Eén ding is heel duidelijk, de Christenheid zal net zoals de Joden alijah moeten maken. Zij zullen op reis moeten gaan. De veilige vertrouwde omgeving van de christelijke dogmatiek moeten loslaten. Zij zullen Rome, Wittenberg en Heidelberg moeten verlaten en op weg gaan naar Jeruzalem. Natuurlijk niet fysiek, maar zij zullen in denken, in handelen en beleven radicaal moeten veranderen. Zij zullen heel anders de Eeuwige moeten gaan dienen. Zij zullen een heel nieuwe weg moeten inslaan. Op die weg zullen zij de antwoorden op de bovenstaande vragen gaan ontdekken. Zij zullen Jezus de Messias echt moeten gaan volgen.

Ik ben ervan overtuigd dat het de hoogste tijd is en dat de heilige Geest eropaan dringt om op weg te gaan naar het Hemelse Jeruzalem waarvan de muren gebouwd zijn op het fundament van de apostelen van het lam (Openbaring 21:14). Voor Joodse mensen geldt dat ook zij deze geestelijke alijah moet maken. Het zal dan worden één kudde en één herder onder de leider Jezus de Messias.